Noun | Related Translations | Other Translations |
arrojar
|
|
gesmijt
|
lanzar
|
|
gesmijt; omhoog werpen; opwerpen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrojar
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
afsmijten; afwerpen; begeleiden; braken; deinen; deponeren; golven; keilen; kotsen; leiden; meevoeren; met de hand groeten; naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerleggen; neerwerpen; omlaag werpen; omwisselen; op de grond gooien; overgeven; smijten; spugen; uitbraken; uitgooien; uitwerpen; voeren; vomeren; wankelen; weggooien; wegsmijten; wisselen; zwaaien
|
caer estrepitosamente
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
|
darse un batacazo
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
|
detonar
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
knallen
|
echar rayos
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
|
estallar
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
aan stukken springen; aanleren; afsnauwen; barsten; breken; eigen maken; exploderen; klappen; knallen; leren; losbarsten; losbranden; losbreken; losspringen; met opzet kapotmaken; neerploffen; ontploffen; openbranden; openspringen; oppikken; opsteken; over iets springen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteenspatten; uitvallen tegen; vanaf springen; verwerven
|
lanzar
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; afschieten; afsmijten; afvuren; afwerpen; afzien van rechtsvervolging; entameren; gesprek aanknopen; jonassen; lanceren; laten zien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neerwerpen; omhooggooien; omlaag werpen; op de markt brengen; openen; opgooien; opperen; opwerpen; poneren; schieten; schoten lossen; seponeren; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; uitgeven; uitgooien; uitwerpen; vuren
|
petardear
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
knakken; knapperen; knetteren
|
tronar
|
kwakken; neerkwakken; smakken
|
blaffen; brullen; bulderen; daveren; echoën; foeteren; galmen; knallen; met krachtige stem zingen; resoneren; schallen; schreeuwen; vloeken; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
|