Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. toeloop:
  2. toelopen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toeloop from Dutch to Swedish

toeloop:

toeloop [de ~ (m)] noun

  1. de toeloop (drukte; toevloed; gedrang)
    flöde; brådska; ståhej; liv; väsen; rusning
  2. de toeloop (grote menigte; drukte; veel mensen)
    folkmassa
  3. de toeloop (oploopje; samenkomst)
    möte; sammankomst

Translation Matrix for toeloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
brådska drukte; gedrang; toeloop; toevloed gauwigheid; gebrom; gehaastheid; gemurmel; geroezemoes; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
flöde drukte; gedrang; toeloop; toevloed doorspoeling; doorvloeiing; route; stroom; stroomdimensielid
folkmassa drukte; grote menigte; toeloop; veel mensen drom; groep mensen; massa; menigte; mensenmassa; troep; volksmenigte
liv drukte; gedrang; toeloop; toevloed bestaan; bestendigheid; duurzaamheid; existentie; geharrewar; leven; levens; leventje; stampei; tamtam; zijn
möte oploopje; samenkomst; toeloop Webvergadering; beraadslaging; bijeenkomst; conferentie; manifestatie; ontmoeting; overleg; samenkomst; treffen; vergadering; zitting
rusning drukte; gedrang; toeloop; toevloed runs; stormlopen
sammankomst oploopje; samenkomst; toeloop beraadslaging; conferentie; inwinnen; ontmoeting; overleg; samenkomst; samenstroming; samenvloeiing; samenzijn; treffen
ståhej drukte; gedrang; toeloop; toevloed
väsen drukte; gedrang; toeloop; toevloed deining; drukte; kouwe drukte; ophef; oproer; opstand; opstootje; rel; rumoer; volksoproer; vuistgevecht
VerbRelated TranslationsOther Translations
brådska ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden

Related Words for "toeloop":


Wiktionary Translations for toeloop:


Cross Translation:
FromToVia
toeloop tillströmning; rusning afflux — médecine|fr action d’affluer, concours des liquides vers une partie de l’organisme.

toelopen:

toelopen verb (loop toe, loopt toe, liep toe, liepen toe, toegelopen)

  1. toelopen
    gå dit; promenera dit
    • gå dit verb (går dit, gick ditt, gått dit)
    • promenera dit verb (promenerar dit, promenerade dit, promenerat dit)

Conjugations for toelopen:

o.t.t.
  1. loop toe
  2. loopt toe
  3. loopt toe
  4. lopen toe
  5. lopen toe
  6. lopen toe
o.v.t.
  1. liep toe
  2. liep toe
  3. liep toe
  4. liepen toe
  5. liepen toe
  6. liepen toe
v.t.t.
  1. heb toegelopen
  2. hebt toegelopen
  3. heeft toegelopen
  4. hebben toegelopen
  5. hebben toegelopen
  6. hebben toegelopen
v.v.t.
  1. had toegelopen
  2. had toegelopen
  3. had toegelopen
  4. hadden toegelopen
  5. hadden toegelopen
  6. hadden toegelopen
o.t.t.t.
  1. zal toelopen
  2. zult toelopen
  3. zal toelopen
  4. zullen toelopen
  5. zullen toelopen
  6. zullen toelopen
o.v.t.t.
  1. zou toelopen
  2. zou toelopen
  3. zou toelopen
  4. zouden toelopen
  5. zouden toelopen
  6. zouden toelopen
en verder
  1. ben toegelopen
  2. bent toegelopen
  3. is toegelopen
  4. zijn toegelopen
  5. zijn toegelopen
  6. zijn toegelopen
diversen
  1. loop toe!
  2. loopt toe!
  3. toegelopen
  4. toelopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toelopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gå dit toelopen
promenera dit toelopen

Related Words for "toelopen":


Wiktionary Translations for toelopen:


Cross Translation:
FromToVia
toelopen skynda till; komma springande accourircourir, venir promptement en un lieuquelque chose ou quelqu’un nous attirer.