Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schrikken:
  2. schrik:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schrikken from Dutch to Swedish

schrikken:

schrikken verb (schrik, schrikt, schrok, schrokken, geschrokken)

  1. schrikken
    förskräckas; vara rädd; bli skrämd
    • förskräckas verb (förskräckas, förskräcktes, förskräckats)
    • vara rädd verb (är rädd, var rädd, varit rädd)
    • bli skrämd verb (blir skrämd, blev skrämd, blivit skrämd)

Conjugations for schrikken:

o.t.t.
  1. schrik
  2. schrikt
  3. schrikt
  4. schrikken
  5. schrikken
  6. schrikken
o.v.t.
  1. schrok
  2. schrok
  3. schrok
  4. schrokken
  5. schrokken
  6. schrokken
v.t.t.
  1. ben geschrokken
  2. bent geschrokken
  3. is geschrokken
  4. zijn geschrokken
  5. zijn geschrokken
  6. zijn geschrokken
v.v.t.
  1. was geschrokken
  2. was geschrokken
  3. was geschrokken
  4. waren geschrokken
  5. waren geschrokken
  6. waren geschrokken
o.t.t.t.
  1. zal schrikken
  2. zult schrikken
  3. zal schrikken
  4. zullen schrikken
  5. zullen schrikken
  6. zullen schrikken
o.v.t.t.
  1. zou schrikken
  2. zou schrikken
  3. zou schrikken
  4. zouden schrikken
  5. zouden schrikken
  6. zouden schrikken
diversen
  1. schrik!
  2. schrikt!
  3. geschrokken
  4. schrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schrikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bli skrämd schrikken schichtig worden
förskräckas schrikken
vara rädd schrikken bang zijn; duchten; vrees koesteren; vrezen

Related Words for "schrikken":


Related Definitions for "schrikken":

  1. je bewegen doordat je plotseling bang wordt1
    • toen ik op het raam tikte schrok hij1

Wiktionary Translations for schrikken:


Cross Translation:
FromToVia
schrikken skrämma scare — to frighten

schrik:

schrik [de ~ (m)] noun

  1. de schrik (verbijstering)
    fruktan; skräck; rädsla; bestörtning; avsky

Translation Matrix for schrik:

NounRelated TranslationsOther Translations
avsky schrik; verbijstering afgrijzen; gruwen; verafschuwing; verfoeiing; verfoeilijkheid; walging; weerzin
bestörtning schrik; verbijstering consternatie; geschoktheid; ontzetting; verslagenheid
fruktan schrik; verbijstering
rädsla schrik; verbijstering angsten; beduchtheid; paniek; schrikbeelden; schuchterheid
skräck schrik; verbijstering Horror; spinnenkop; vervelend spook
VerbRelated TranslationsOther Translations
avsky geringschatten; haten; minachten; neerkijken op; verachten; verafschuwen; verfoeien

Related Words for "schrik":


Wiktionary Translations for schrik:


Cross Translation:
FromToVia
schrik rädsla; fruktan fear — a phobia; sense of fear induced by something or someone

Related Translations for schrikken