Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bestoken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bestoken from Dutch to Swedish

bestoken:

bestoken verb (bestook, bestookt, bestookte, bestookten, bestoken)

  1. bestoken (beschieten)
    skjuta på
    • skjuta på verb (skjuter på, sköt på, skjutit på)
  2. bestoken (met kanon beschieten; kanonneren)
    beskjuta; skjuta med kanon
    • beskjuta verb (beskjuter, besköt, beskjutit)
    • skjuta med kanon verb (skjuter med kanon, sköt med kanon, skjutit med kanon)

Conjugations for bestoken:

o.t.t.
  1. bestook
  2. bestookt
  3. bestookt
  4. bestoken
  5. bestoken
  6. bestoken
o.v.t.
  1. bestookte
  2. bestookte
  3. bestookte
  4. bestookten
  5. bestookten
  6. bestookten
v.t.t.
  1. heb bestoken
  2. hebt bestoken
  3. heeft bestoken
  4. hebben bestoken
  5. hebben bestoken
  6. hebben bestoken
v.v.t.
  1. had bestoken
  2. had bestoken
  3. had bestoken
  4. hadden bestoken
  5. hadden bestoken
  6. hadden bestoken
o.t.t.t.
  1. zal bestoken
  2. zult bestoken
  3. zal bestoken
  4. zullen bestoken
  5. zullen bestoken
  6. zullen bestoken
o.v.t.t.
  1. zou bestoken
  2. zou bestoken
  3. zou bestoken
  4. zouden bestoken
  5. zouden bestoken
  6. zouden bestoken
diversen
  1. bestook!
  2. bestookt!
  3. bestoken
  4. bestokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bestoken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beskjuta bestoken; kanonneren; met kanon beschieten afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren
skjuta med kanon bestoken; kanonneren; met kanon beschieten
skjuta på beschieten; bestoken aanjagen; aansporen; neerschieten; opjutten; opschorten; opschuiven; porren; rekken; schieten op; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven

Wiktionary Translations for bestoken:


Cross Translation:
FromToVia
bestoken bombardera pelt — to bombard