Dutch
Detailed Synonyms for repareren in Dutch
repareren:
-
repareren
-
repareren
-
repareren
-
repareren
– weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt 1
Conjugations for repareren:
o.t.t.
- repareer
- repareert
- repareert
- repareren
- repareren
- repareren
o.v.t.
- repareerde
- repareerde
- repareerde
- repareerden
- repareerden
- repareerden
v.t.t.
- heb gerepareerd
- hebt gerepareerd
- heeft gerepareerd
- hebben gerepareerd
- hebben gerepareerd
- hebben gerepareerd
v.v.t.
- had gerepareerd
- had gerepareerd
- had gerepareerd
- hadden gerepareerd
- hadden gerepareerd
- hadden gerepareerd
o.t.t.t.
- zal repareren
- zult repareren
- zal repareren
- zullen repareren
- zullen repareren
- zullen repareren
o.v.t.t.
- zou repareren
- zou repareren
- zou repareren
- zouden repareren
- zouden repareren
- zouden repareren
en verder
- is gerepareerd
- zijn gerepareerd
diversen
- repareer!
- repareert!
- gerepareerd
- reparerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze