Dutch
Detailed Synonyms for opengeprikt in Dutch
opengeprikt:
-
opengeprikt
opengeprikt form of openprikken:
-
openprikken
Conjugations for openprikken:
o.t.t.
- prik open
- prikt open
- prikt open
- prikken open
- prikken open
- prikken open
o.v.t.
- prikte open
- prikte open
- prikte open
- prikten open
- prikten open
- prikten open
v.t.t.
- heb opengeprikt
- hebt opengeprikt
- heeft opengeprikt
- hebben opengeprikt
- hebben opengeprikt
- hebben opengeprikt
v.v.t.
- had opengeprikt
- had opengeprikt
- had opengeprikt
- hadden opengeprikt
- hadden opengeprikt
- hadden opengeprikt
o.t.t.t.
- zal openprikken
- zult openprikken
- zal openprikken
- zullen openprikken
- zullen openprikken
- zullen openprikken
o.v.t.t.
- zou openprikken
- zou openprikken
- zou openprikken
- zouden openprikken
- zouden openprikken
- zouden openprikken
en verder
- is opengeprikt
- zijn opengeprikt
diversen
- prik open!
- prikt open!
- opengeprikt
- openprikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze