Dutch
Detailed Synonyms for doneren in Dutch
doneren:
-
doneren
Conjugations for doneren:
o.t.t.
- doneer
- doneert
- doneert
- doneren
- doneren
- doneren
o.v.t.
- doneerde
- doneerde
- doneerde
- doneerden
- doneerden
- doneerden
v.t.t.
- heb gedoneerd
- hebt gedoneerd
- heeft gedoneerd
- hebben gedoneerd
- hebben gedoneerd
- hebben gedoneerd
v.v.t.
- had gedoneerd
- had gedoneerd
- had gedoneerd
- hadden gedoneerd
- hadden gedoneerd
- hadden gedoneerd
o.t.t.t.
- zal doneren
- zult doneren
- zal doneren
- zullen doneren
- zullen doneren
- zullen doneren
o.v.t.t.
- zou doneren
- zou doneren
- zou doneren
- zouden doneren
- zouden doneren
- zouden doneren
en verder
- is gedoneerd
- zijn gedoneerd
diversen
- doneer!
- doneert!
- gedoneerd
- donerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze