Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. zegepralend:
  2. zegepralen:


Dutch

Detailed Translations for zegepralend from Dutch to French

zegepralend:

zegepralend adj

  1. zegepralend (zegevierend)

Translation Matrix for zegepralend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
triomphant zegepralend; zegevierend triomfantelijk; zegerijk

zegepralend form of zegepralen:

zegepralen verb (zegepraal, zegepraalt, zegepraalde, zegepraalden, gezegepraald)

  1. zegepralen (triomferen)
    triompher
    • triompher verb (triomphe, triomphes, triomphons, triomphez, )

Conjugations for zegepralen:

o.t.t.
  1. zegepraal
  2. zegepraalt
  3. zegepraalt
  4. zegepralen
  5. zegepralen
  6. zegepralen
o.v.t.
  1. zegepraalde
  2. zegepraalde
  3. zegepraalde
  4. zegepraalden
  5. zegepraalden
  6. zegepraalden
v.t.t.
  1. heb gezegepraald
  2. hebt gezegepraald
  3. heeft gezegepraald
  4. hebben gezegepraald
  5. hebben gezegepraald
  6. hebben gezegepraald
v.v.t.
  1. had gezegepraald
  2. had gezegepraald
  3. had gezegepraald
  4. hadden gezegepraald
  5. hadden gezegepraald
  6. hadden gezegepraald
o.t.t.t.
  1. zal zegepralen
  2. zult zegepralen
  3. zal zegepralen
  4. zullen zegepralen
  5. zullen zegepralen
  6. zullen zegepralen
o.v.t.t.
  1. zou zegepralen
  2. zou zegepralen
  3. zou zegepralen
  4. zouden zegepralen
  5. zouden zegepralen
  6. zouden zegepralen
diversen
  1. zegepraal!
  2. zegepraalt!
  3. gezegepraald
  4. zegepralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zegepralen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
triompher triomferen; zegepralen de overwinning behalen; jubelen; juichen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen; zegevieren

Related Words for "zegepralen":