Dutch

Detailed Translations for uitgewerkt from Dutch to French

uitgewerkt:


Translation Matrix for uitgewerkt:

NounRelated TranslationsOther Translations
étendue afmeting; bereik; dimensie; formaat; gebied; grootte; maat; mate; omvang; scope; uitlegging; uitspreiding; verbreiding; vloeroppervlak; vloeroppervlakte; vloerruimte; zoekbereik
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ample in details; uitgewerkt accuraat; ampel; breedvoerig; gedetailleerd; groot; groots; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; omstandig; overvloedig; precies; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; secuur; uitgebreid; uitvoerig; weids; wijd; zorgvuldig
amplement in details; uitgewerkt accuraat; ampel; breedvoerig; gedetailleerd; groot; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; omstandig; overvloedig; precies; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; secuur; uitgebreid; uitvoerig; wijd; zorgvuldig
approfondi in details; uitgewerkt accuraat; degelijk; diepgaand; diepgravend; doorgrond; doorzien; fundamenteel; gedetailleerd; grondig; helemaal; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; niet oppervlakkig; precies; secuur; totaal; volkomen; wezenlijk; zorgvuldig
circonstancié in details; uitgewerkt
dans le détail in details; uitgewerkt accuraat; fundamenteel; gedetailleerd; grondig; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; secuur; wezenlijk; zorgvuldig
de façon détaillée in details; uitgewerkt accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; secuur; zorgvuldig
de façon prolixe in details; uitgewerkt breedsprakig; breedvoerig; langdradig; omslachtig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; wijdlopig
diffus in details; uitgewerkt breedsprakig; breedvoerig; diffuus; geestelijk verward; in de war; langdradig; omslachtig; omstandig; ondersteboven; onthutst; schemerig; schimmig; uitgebreid; uitvoerig; vaag waarneembaar; verward; wijdlopig
détaillé in details; uitgewerkt accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; secuur; zorgvuldig
en détail in details; uitgewerkt accuraat; exact; gedetailleerd; haarfijn; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; ragfijn; secuur; zorgvuldig
extensif in details; uitgewerkt extensief; uitgebreid
grand in details; uitgewerkt ampel; breedvoerig; geweldig; groot; hooggespannen; omstandig; overvloedig; rijkelijk; rijzig; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitvoerig; wijd
large in details; uitgewerkt ampel; brede; breedvoerig; edel; edelmoedig; genereus; goedgeefs; groot; grootmoedig; groots; gul; mild; nobel; omstandig; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruim; ruimhartig; ruimschoots; scheutig; tolerant; uitgebreid; uitvoerig; vrijgevig; weids; wijd
largement in details; uitgewerkt ampel; breedvoerig; groot; omstandig; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitvoerig; verreweg; wijd
spacieux in details; uitgewerkt riant; ruim; wijd
vaste in details; uitgewerkt aanmerkelijk; aanzienlijk; ampel; beduidend; behoorlijk; breedvoerig; enorm; extensief; flink; fors; groot; groots; grootschalig; grootscheeps; heel erg; in zeer hoge mate; omstandig; overvloedig; reuze; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitvoerig; veelomvattend; weids; wijd
verbeuse in details; uitgewerkt breedsprakig; breedvoerig; langdradig; omslachtig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; wijdlopig
verbeusement in details; uitgewerkt langaanhoudend; langdradig; langdurig; vervelend; wijdlopig
verbeux in details; uitgewerkt breedsprakig; breedvoerig; langaanhoudend; langdradig; langdurig; omslachtig; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; vervelend; wijdlopig
élaboré in details; uitgewerkt
étendu in details; uitgewerkt ampel; breedvoerig; extensief; gespreid; gestrekt; lang en smal; langgerekt; omstandig; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruim; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgerekt; uitgestrekt; uitvoerig; wijd
étendue in details; uitgewerkt

uitwerken:

uitwerken verb (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)

  1. uitwerken (preciseren)
    élaborer; détailler; résoudre; calculer
    • élaborer verb (élabore, élabores, élaborons, élaborez, )
    • détailler verb (détaille, détailles, détaillons, détaillez, )
    • résoudre verb (résous, résout, résolvons, résolvez, )
    • calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, )
  2. uitwerken (uitrekenen; berekenen; becijferen; calculeren)
    calculer; estimer; chiffrer
    • calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, )
    • estimer verb (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • chiffrer verb (chiffre, chiffres, chiffrons, chiffrez, )

Conjugations for uitwerken:

o.t.t.
  1. werk uit
  2. werkt uit
  3. werkt uit
  4. werken uit
  5. werken uit
  6. werken uit
o.v.t.
  1. werkte uit
  2. werkte uit
  3. werkte uit
  4. werkten uit
  5. werkten uit
  6. werkten uit
v.t.t.
  1. ben uitgewerkt
  2. bent uitgewerkt
  3. is uitgewerkt
  4. zijn uitgewerkt
  5. zijn uitgewerkt
  6. zijn uitgewerkt
v.v.t.
  1. was uitgewerkt
  2. was uitgewerkt
  3. was uitgewerkt
  4. waren uitgewerkt
  5. waren uitgewerkt
  6. waren uitgewerkt
o.t.t.t.
  1. zal uitwerken
  2. zult uitwerken
  3. zal uitwerken
  4. zullen uitwerken
  5. zullen uitwerken
  6. zullen uitwerken
o.v.t.t.
  1. zou uitwerken
  2. zou uitwerken
  3. zou uitwerken
  4. zouden uitwerken
  5. zouden uitwerken
  6. zouden uitwerken
diversen
  1. werk uit!
  2. werkt uit!
  3. uitgewerkt
  4. uitwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitwerken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calculer becijferen; berekenen; calculeren; preciseren; uitrekenen; uitwerken begroten; berekenen; erbij rekenen; meerekenen; meetellen; ramen; rekenen; schatten
chiffrer becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken begroten; berekenen; ramen; schatten; versleutelen
détailler preciseren; uitwerken detailleren; nader omschrijven; preciseren; specificeren
estimer becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; begroten; bepalen; beraden; beramen; berekenen; consideren; determineren; eerbiedigen; geloven; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; inschatten; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; ramen; respecteren; schatten; sparen; suggereren; taxeren; vaststellen; verschonen; waarderen
résoudre preciseren; uitwerken achterhalen; omzetten; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; te weten komen; tot een oplossing brengen; uiteen doen gaan
élaborer preciseren; uitwerken in het leven roepen; maken; ontwerpen; scheppen

Wiktionary Translations for uitwerken:

uitwerken
Cross Translation:
FromToVia
uitwerken calculer calculate — (transitive) to determine value
uitwerken calculer calculate — (intransitive) determine values or solutions
uitwerken établir; exécuter; appliquer implement — bring about

External Machine Translations: