Dutch

Detailed Translations for spatje from Dutch to French

spatje:


spat:

spat [de ~] noun

  1. de spat (vlek; nop; stip; )
    l'éclaboussure; le point; la tache; la moucheture; la souillure; le petit point; la pointe
  2. de spat (spatter)
    la tache

Translation Matrix for spat:

NounRelated TranslationsOther Translations
moucheture moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje spikkel
petit point moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje spikkel
point moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje point; punt; spikkel
pointe moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bergspits; bergtop; culminatie; draadnagel; etsnaald; glimp; graveernaald; graveerpen; graveerstift; hoogst haalbare; hoogste punt; piek; pointe; punt; steek onder water; top; uitsteeksel; vleugje
souillure moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje bevuiling; milieuvervuiling; smet; verontreiniging; vervuiling; vlek
tache moesje; nop; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje klad; kladwerk; kledder; klodder; kwak; lik; proefversie; smet; spikkel; vlek; vlekken; vuile plek
éclaboussure moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje geknoei; gemors
ModifierRelated TranslationsOther Translations
point geen

Related Words for "spat":


Wiktionary Translations for spat:

spat