Noun | Related Translations | Other Translations |
aptitude
|
kunde; kundigheid
|
behendigheid; bekwaamheid; bevoegd zijn; bevoegdheid; capabelheid; capaciteit; competentie; gelegenheid; geschiktheid; handigheid; kans; kneep; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; mogelijkheid; ter zake kundigheid; toer; truc
|
art
|
kunde; kundigheid
|
behendigheid; handigheid; kneep; kunst; kunstgreep; kunstje; toer; truc
|
capacité
|
kunde; kundigheid
|
Capaciteit; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; draagkracht; draagvermogen; handigheid; inhoud; inhoudsruimte; kennis van zaken; kneep; kracht; kunst; kwaliteit; laadruimte; laadvermogen; macht; omvatte ruimte; prestatievermogen; scheepsinhoud; scheepsruimte; ter zake kundigheid; toer; tonnage; tonnengeld; tonnenmaat; truc; vaardigheid; vakkundigheid; vermogen; volume
|
compétence
|
kunde; kundigheid
|
bekwaamheid; bevoegd zijn; bevoegdheid; capabelheid; capaciteit; competentie; deskundigheid; handigheid; kennis van zaken; kneep; kunst; kwaliteit; mate van kunstbeheersing; techniek; ter zake kundigheid; toer; truc; vakkundigheid
|
don
|
aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
|
aanvoelen; aardigheid; cadeau; donatie; feeling; genialiteit; geschenk; gevoel; gift; kado; present; presentje; schenking; verjaardagscadeau; vernuft; vindingrijk vernuft
|
habileté
|
kunde; kundigheid
|
behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; foef; foefje; gewiekstheid; handigheid; intelligentie; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; mate van kunstbeheersing; pienterheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; spitsvondigheid; techniek; ter zake kundigheid; toer; truc; vaardigheid; vakkundigheid
|
savoir
|
kunde; kundigheid
|
geleerdheid; handigheid; kennis; kneep; kunst; toer; truc; weten; wetenschap
|
savoir-faire
|
kunde; kundigheid
|
behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; ervaring; foefje; handigheid; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; praktijk; routine; specialistische kennis; ter zake kundigheid; toer; truc; vaardigheid; vakkundigheid
|
talent
|
aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
|
genialiteit; vernuft; vindingrijk vernuft
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
savoir
|
|
in staat zijn; kunnen; op de hoogte zijn; vermogen; weten
|