Noun | Related Translations | Other Translations |
juste
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
louche
|
|
lepel; opscheplepel
|
petit
|
|
baby; dreumes; hondje; hummel; jong; jonge kat; katje; kind; kind dat aan de borst is; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; peuter; poesje; uk; welp; wichtje; worm; wurm; zuigeling
|
sinistre
|
|
catastrofe; ramp; schadegeval
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
alarmant
|
angstaanjagend; angstwekkend; eng; griezelig; schrikaanjagend; schrikwekkend; vreesaanjagend; vreeswekkend
|
angstwekkend; onrustbarend; ontstellend; verontrustend; zorgelijk; zorgwekkend
|
angoissant
|
akelig; angstaanjagend; angstwekkend; beangstigend; dreigend; eng; griezelig; schrikaanjagend; schrikwekkend; sinister; vreesaanjagend; vreeswekkend
|
angstaanjagend; angstwekkend; geducht; gevaarlijk; vervaarlijk; vreeswekkend
|
avec peu d'espace
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw
|
|
de façon sinistre
|
akelig; eng; griezelig; sinister
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; luguber; onheilspellend; sinister
|
effrayant
|
beangstigend; dreigend; eng
|
angstaanjagend; angstwekkend; bliksems; geducht; gevaarlijk; godgeklaagd; hemeltergend; ijzingwekkend; ontzettend; schrikbarend; schrikwekkend; ten hemel schreiend; verdraaid; verduiveld; vervaarlijk; vreeswekkend; vreselijk; zeer ergerlijk
|
horrible
|
dreigend; eng
|
afgrijselijk; afschrikwekkend; afschuwelijk; afschuwwekkend; afzichtelijk; angstaanjagend; angstwekkend; foeilelijk; geducht; gevaarlijk; gruwelijk; monsterlijk; oerlelijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; verschrikkelijk; vervaarlijk; vreeswekkend; vreselijk
|
horrifiant
|
angstaanjagend; angstwekkend; beangstigend; eng; griezelig; schrikaanjagend; schrikwekkend; vreesaanjagend; vreeswekkend
|
|
inquiétant
|
angstaanjagend; angstwekkend; eng; griezelig; schrikaanjagend; schrikwekkend; vreesaanjagend; vreeswekkend
|
angstwekkend; benard; benauwd; erg; ernstig; hachelijk; kritiek; kwalijk; onrustbarend; ontstellend; penibel; van bedenkelijke aard; verontrustend; zorgelijk; zorgwekkend
|
juste
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw
|
aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; fair; feitelijk; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krek; logisch; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; solide; steekhoudend; stellig; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
|
limité
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
aan een kant beschrijfbaar; afgegrensd; begrensd; beperkt; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; ingeperkt
|
louche
|
akelig; eng; griezelig; sinister
|
donker; dubieus; duister; duivelachtig; duivels; glibberig; kwaadaardig; louche; obscuur; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; verdacht; wollig
|
lugubre
|
akelig; beangstigend; eng; griezelig; sinister
|
donker; dreigend; droefgeestig; dubieus; duister; glibberig; huiveringwekkend; luguber; macaber; melancholisch; naar; naargeestig; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; somber; spookachtig; verdacht
|
macabre
|
akelig; eng; griezelig; sinister
|
luguber; macaber; spookachtig
|
menaçant
|
dreigend; eng
|
afkerig van; bedreigend; gevaarlijk; vijandelijk; vijandig
|
petit
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; benepen; klein; kleingeestig; kleinzielig; ondermaats; petieterig; van geringe afmeting
|
petitement
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dunnetjes; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; magertjes; petieterig; schraal; schraaltjes; sobertjes
|
pressant
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
broodnodig; dringend; hoognodig; klemmend; lastig; met een groot gewicht; met spoed; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; spoedeisend; urgent; zwaar
|
précaire
|
dreigend; eng
|
delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; los; netelig; onvast; penibel; precair; rank; wankel; wankelbaar; wankelend
|
précairement
|
dreigend; eng
|
delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
|
qui donne le frisson
|
akelig; angstaanjagend; beangstigend; eng; griezelig; sinister
|
dreigend; duister; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; luguber; onheilspellend; sinister
|
restreint
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
aan een kant beschrijfbaar; begrensd; beperkt; dichtbij; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
|
serré
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
beklemd; bekneld; bekrompen; benepen; chagrijnig; dringend; geklemd; kleingeestig; kleinzielig; klemgereden; klemgezet; klemmend; knorrig; korzelig; met spoed; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; spoedeisend; stijfkoppig; strak; stug; taai; urgent
|
sinistre
|
akelig; beangstigend; eng; griezelig; sinister
|
donker; dreigend; dubieus; duister; glibberig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; luguber; macaber; naargeestig; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; somber; spookachtig; triest; troosteloos; verdacht; zwaarmoedig
|
terrifiant
|
angstaanjagend; angstwekkend; beangstigend; dreigend; eng; griezelig; schrikaanjagend; schrikwekkend; vreesaanjagend; vreeswekkend
|
angstaanjagend; angstwekkend; barbaars; beestachtig; bruut; geducht; gevaarlijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; verschrikkelijk; vervaarlijk; vreeswekkend; vreselijk; wreed
|
tout juste
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw
|
amper; bijna geen; haast geen; nauwelijks; net; nog maar pas; op het nippertje; rakelings; ternauwernood
|
ténu
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
|
à faire frémir
|
akelig; eng; griezelig; sinister
|
|
épouvantable
|
angstaanjagend; angstwekkend; beangstigend; eng; griezelig; schrikaanjagend; schrikwekkend; vreesaanjagend; vreeswekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; angstwekkend; barbaars; beestachtig; bruut; fantastisch; formidabel; geducht; geweldig; gruwelijk; ijzingwekkend; in hoge mate; inhumaan; knudde; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; prachtig; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; verschrikkelijk; vervaarlijk; vreeswekkend; vreselijk; wreed
|
étouffant
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
adembenemend; bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; verstikkend; zwoel
|
étouffé
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
afgedempt; gedempt
|
étroit
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; kleinburgerlijk; nauw; nauwsluitend; strak
|
étroitement
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
nauw; nauwsluitend; strak
|