Dutch
Detailed Translations for belopen from Dutch to French
belopen:
-
belopen (bewandelen; betreden; te voet afleggen)
entrer dans; marcher sur; suivre; passer par-
entrer dans verb
-
marcher sur verb
-
suivre verb (suis, suit, suivons, suivez, suivent, suivais, suivait, suivions, suiviez, suivaient, suivis, suivit, suivîmes, suivîtes, suivirent, suivrai, suivras, suivra, suivrons, suivrez, suivront)
-
passer par verb
-
Conjugations for belopen:
o.t.t.
- beloop
- beloopt
- beloopt
- belopen
- belopen
- belopen
o.v.t.
- beliep
- beliep
- beliep
- beliepen
- beliepen
- beliepen
v.t.t.
- heb beloopt
- hebt beloopt
- heeft beloopt
- hebben beloopt
- hebben beloopt
- hebben beloopt
v.v.t.
- had beloopt
- had beloopt
- had beloopt
- hadden beloopt
- hadden beloopt
- hadden beloopt
o.t.t.t.
- zal belopen
- zult belopen
- zal belopen
- zullen belopen
- zullen belopen
- zullen belopen
o.v.t.t.
- zou belopen
- zou belopen
- zou belopen
- zouden belopen
- zouden belopen
- zouden belopen
diversen
- beloop!
- beloopt!
- beloopt
- belopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for belopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
entrer dans | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnentreden; binnenvallen; binnenvaren; importeren; indringen; infiltreren; ingaan; inrijden; instappen; invallen; invaren; invoeren |
marcher sur | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | overheen gaan |
passer par | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | doorkomen; erdoor rijden |
suivre | belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen | achternagaan; achternalopen; bijbenen; bijblijven; bijhouden; gehoorzamen; komen na; luisteren; naleven; nalopen; navolgen; opvolgen; traceren; volgen |