Dutch
Detailed Translations for wijsmaken from Dutch to Spanish
wijsmaken:
-
wijsmaken
Conjugations for wijsmaken:
o.t.t.
- maak wijs
- maakt wijs
- maakt wijs
- maken wijs
- maken wijs
- maken wijs
o.v.t.
- maakte wijs
- maakte wijs
- maakte wijs
- maakten wijs
- maakten wijs
- maakten wijs
v.t.t.
- heb wijs gemaakt
- hebt wijs gemaakt
- heeft wijs gemaakt
- hebben wijs gemaakt
- hebben wijs gemaakt
- hebben wijs gemaakt
v.v.t.
- had wijs gemaakt
- had wijs gemaakt
- had wijs gemaakt
- hadden wijs gemaakt
- hadden wijs gemaakt
- hadden wijs gemaakt
o.t.t.t.
- zal wijsmaken
- zult wijsmaken
- zal wijsmaken
- zullen wijsmaken
- zullen wijsmaken
- zullen wijsmaken
o.v.t.t.
- zou wijsmaken
- zou wijsmaken
- zou wijsmaken
- zouden wijsmaken
- zouden wijsmaken
- zouden wijsmaken
diversen
- maak wijs!
- maakt wijs!
- wijs gemaakt
- wijsmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wijsmaken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
engañar | wijsmaken | aanpakken; afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; bedrogen worden; beduvelen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; belazeren; besodemieteren; buitmaken; flessen; foppen; grijpen; in de maling nemen; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; te pakken nemen; tillen; vangen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verneuken; voor de gek houden; zwendelen |
tomar el pelo | wijsmaken | afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; beetnemen; begrenzen; foppen; in het ootje nemen; jokken; liegen; neppen; omlijnen; tillen; verneuken |