Summary


Dutch

Detailed Translations for beheer from Dutch to Spanish

beheer:

beheer [het ~] noun

  1. het beheer (toezicht; controle; bewaking; )
    la gestión; la gerencia; la supervisión; el control; la administración; la vigilancia; la custodia
  2. het beheer (bestuur; leiding; directie)
    la dirección; la gerencia; la administración; el mando; el gobierno
  3. het beheer
    la gestión

Translation Matrix for beheer:

NounRelated TranslationsOther Translations
administración beheer; bescherming; bestuur; bewaking; controle; directie; hoede; leiding; toezicht; zeggenschap; zorg administratie; autoriteiten; bureau; gezag; gouvernement; intendance; kabinet; land; lessenaar; natie; openbaar gezag; overheid; regering; rentmeesterschap; rijk; rijksbestuur; schrijfbureau; schrijftafel; staat; toediening
control beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg bedwang; beheersing; beproeving; besturingselement; bewaking; check up; controle; ernstige toetsing; hoede; inspectie; keuring; mate van bekwaamheid; navorsing; onderzoek; overzien; proefwerk; repetitie; schuifknop; surveillance; test; toets; toezicht houden; verkenning
custodia beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg berging; bewaarplaats; bewaring; detentie; gevangenhouding; hechtenis; in bewaring geven; opsluiting; toevertrouwen
dirección beheer; bestuur; directie; leiding aanvoeren; aanvoering; adres; adressering; bedrijfsleiding; beleid; bestuur; directeurschap; directoraat; dirigeren; e-mailadres; internet-e-mailadres; koers; leiding; management; politiek; regie; richting; route; voorgaan
gerencia beheer; bescherming; bestuur; bewaking; controle; directie; hoede; leiding; toezicht; zeggenschap; zorg Raad van Bestuur; directie
gestión beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg afwikkeling; beleid; management
gobierno beheer; bestuur; directie; leiding bewind; gezag; gouvernement; kabinet; regering; regeringsstelsel; regime; staatsbestel; staatsbestuur
mando beheer; bestuur; directie; leiding aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; bediening; besturen; besturing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; instructie; leiding; opdracht; order; regeren; taak; voorgaan; voorschrift; voorwerker
supervisión beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg bewaking; controle; hoede; supervisie; surveillance; visitatie
vigilancia beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg bedachtzaamheid; behoedzaamheid; bewaking; bezonnenheid; controle; hoede; overzien; supervisie; surveillance; toezicht houden; voorzichtigheid; waak; waakzaamheid; wake
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
control besturing

Wiktionary Translations for beheer:

beheer
noun
  1. het beheren van, de zorg en verantwoording voor eigendommen van derden

Cross Translation:
FromToVia
beheer gestión; administración management — administration; the process or practice of managing
beheer administración administration — Action d’administrer, direction, conduite des affaires publiques ou particulières.
beheer gestión gestion — Action et effet de gérer, d’administrer.
beheer administración gérancefonction de gérant.

beheren:

beheren verb (beheer, beheert, beheerde, beheerden, beheerd)

  1. beheren (administreren; besturen)
  2. beheren

Conjugations for beheren:

o.t.t.
  1. beheer
  2. beheert
  3. beheert
  4. beheren
  5. beheren
  6. beheren
o.v.t.
  1. beheerde
  2. beheerde
  3. beheerde
  4. beheerden
  5. beheerden
  6. beheerden
v.t.t.
  1. heb beheerd
  2. hebt beheerd
  3. heeft beheerd
  4. hebben beheerd
  5. hebben beheerd
  6. hebben beheerd
v.v.t.
  1. had beheerd
  2. had beheerd
  3. had beheerd
  4. hadden beheerd
  5. hadden beheerd
  6. hadden beheerd
o.t.t.t.
  1. zal beheren
  2. zult beheren
  3. zal beheren
  4. zullen beheren
  5. zullen beheren
  6. zullen beheren
o.v.t.t.
  1. zou beheren
  2. zou beheren
  3. zou beheren
  4. zouden beheren
  5. zouden beheren
  6. zouden beheren
diversen
  1. beheer!
  2. beheert!
  3. beheerd
  4. beherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beheren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
administrar administreren; beheren; besturen aangrijpen; aanwenden; benutten; binnen gieten; gebruiken; geven; iemand iets toedienen; ingeven; toepassen; verstrekken
gestionar administreren; beheren; besturen

Wiktionary Translations for beheren:

beheren
verb
  1. het beheer hebben over iets
  2. iets leiden, besturen

Cross Translation:
FromToVia
beheren manejar manage — to direct or be in charge
beheren administrar administrergouverner, régir les affaires public ou particulier.
beheren gestionar gérer — Administrer, diriger, manager
beheren administrar régirgouverner, diriger, conduire.

External Machine Translations:

Related Translations for beheer