Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitvaagsel:


Dutch

Detailed Translations for uitvaagsel from Dutch to English

uitvaagsel:

uitvaagsel [het ~] noun

  1. het uitvaagsel
    the scum; the scrap; the trash; the dregs; the dross; the refuse; the vermin; the offal; the riff-raff

Translation Matrix for uitvaagsel:

NounRelated TranslationsOther Translations
dregs uitvaagsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; dik; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; moer; neerslag; residu; sediment; zetsel
dross uitvaagsel
offal uitvaagsel slachtafval
refuse uitvaagsel afval; rotzooi; vuilnis
riff-raff uitvaagsel geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot
scrap uitvaagsel afvalmateriaal; afvalstof; flard; homp; knipsel; lap; lor; metaal afval; oud ijzer; prul; schroot; snipper; stukje papier; uitval; vod; vodje
scum uitvaagsel canaille; gajes; geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot
trash uitvaagsel afval; bocht; clichékunst; drek; grofvuil; huisafval; huisvuil; junk; kitsch; prullaria; rommel; rotzooi; slechte drank; smerig spul; troep; voddengoed; vuilnis; vullis
vermin uitvaagsel geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; ongedierte; schorriemorrie; tuig; uitschot
VerbRelated TranslationsOther Translations
refuse afkeuren; afstemmen; afwijzen; verwerpen; weigeren
scrap bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; laten uitvallen; matten; tot schroot verwerken; vechten; vernietigen
trash 'n aframmeling geven; aframmelen; afrossen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren