Dutch
Detailed Translations for teisteren from Dutch to English
teisteren:
-
teisteren (lastigvallen)
Conjugations for teisteren:
o.t.t.
- teister
- teistert
- teistert
- teisteren
- teisteren
- teisteren
o.v.t.
- teisterde
- teisterde
- teisterde
- teisterden
- teisterden
- teisterden
v.t.t.
- heb geteisterd
- hebt geteisterd
- heeft geteisterd
- hebben geteisterd
- hebben geteisterd
- hebben geteisterd
v.v.t.
- had geteisterd
- had geteisterd
- had geteisterd
- hadden geteisterd
- hadden geteisterd
- hadden geteisterd
o.t.t.t.
- zal teisteren
- zult teisteren
- zal teisteren
- zullen teisteren
- zullen teisteren
- zullen teisteren
o.v.t.t.
- zou teisteren
- zou teisteren
- zou teisteren
- zouden teisteren
- zouden teisteren
- zouden teisteren
en verder
- ben geteisterd
- bent geteisterd
- is geteisterd
- zijn geteisterd
- zijn geteisterd
- zijn geteisterd
diversen
- teister!
- teistert!
- geteisterd
- teisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for teisteren:
Wiktionary Translations for teisteren:
teisteren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• teisteren | → afflict | ↔ affliger — abattre moralement. |
• teisteren | → catch; hit; run across; strike; attain; encounter; find; score; run up against; accomplish; get; reach; achieve; arrive at | ↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile. |
• teisteren | → hit; catch; run across; strike; swat; attain; encounter; find; score; run up against; knock; smack; stub; beat; wallop | ↔ frapper — A TRIER |
• teisteren | → reach; manage; catch; hit; run across; strike; attain; encounter; find; score; run up against; succeed; accomplish; get; achieve; arrive at | ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général) |
• teisteren | → seize; grab; grasp; grapple; take hold; nab; snatch | ↔ saisir — Prendre vivement. |