Dutch
Detailed Translations for overspoelen from Dutch to English
overspoelen:
-
overspoelen
Conjugations for overspoelen:
o.t.t.
- overspoel
- overspoelt
- overspoelt
- overspoelen
- overspoelen
- overspoelen
o.v.t.
- overspoelde
- overspoelde
- overspoelde
- overspoelden
- overspoelden
- overspoelden
v.t.t.
- ben overspoeld
- bent overspoeld
- is overspoeld
- zijn overspoeld
- zijn overspoeld
- zijn overspoeld
v.v.t.
- was overspoeld
- was overspoeld
- was overspoeld
- waren overspoeld
- waren overspoeld
- waren overspoeld
o.t.t.t.
- zal overspoelen
- zult overspoelen
- zal overspoelen
- zullen overspoelen
- zullen overspoelen
- zullen overspoelen
o.v.t.t.
- zou overspoelen
- zou overspoelen
- zou overspoelen
- zouden overspoelen
- zouden overspoelen
- zouden overspoelen
diversen
- overspoel!
- overspoelt!
- overspoeld
- overspoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overspoelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
overflow | buitensporigheid; exces; overdaad; overlopende tekst; overvloed | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
inundate | overspoelen | verdrinken; verzuipen |
overflow | overspoelen | overstromen; stromende over de rand komen |
submerge | overspoelen | onder water gaan; onder water zetten; ondergaan; onderlopen; zinken |
Wiktionary Translations for overspoelen:
overspoelen
verb
-
to overpower
-
to overwhelm in water