Dutch
Detailed Translations for opblijven from Dutch to English
opblijven:
-
opblijven
Conjugations for opblijven:
o.t.t.
- blijf op
- blijft op
- blijft op
- blijven op
- blijven op
- blijven op
o.v.t.
- bleef op
- bleef op
- bleef op
- bleven op
- bleven op
- bleven op
v.t.t.
- ben opgebleven
- bent opgebleven
- is opgebleven
- zijn opgebleven
- zijn opgebleven
- zijn opgebleven
v.v.t.
- was opgebleven
- was opgebleven
- was opgebleven
- waren opgebleven
- waren opgebleven
- waren opgebleven
o.t.t.t.
- zal opblijven
- zult opblijven
- zal opblijven
- zullen opblijven
- zullen opblijven
- zullen opblijven
o.v.t.t.
- zou opblijven
- zou opblijven
- zou opblijven
- zouden opblijven
- zouden opblijven
- zouden opblijven
diversen
- blijf op!
- blijft op!
- opgebleven
- opblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opblijven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
stay up | opblijven |
External Machine Translations: