Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. een boodschap uitdragen:


Dutch

Detailed Translations for een boodschap uitdragen from Dutch to English

een boodschap uitdragen:

een boodschap uitdragen verb

  1. een boodschap uitdragen (verkondigen; uitdragen)
    to disseminate; carry out a message; to spread

Translation Matrix for een boodschap uitdragen:

NounRelated TranslationsOther Translations
spread banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
VerbRelated TranslationsOther Translations
carry out a message een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen
disseminate een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen uitstrooien; uitzaaien
spread een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen klaar leggen; rondstrooien; spreiden; uitspreiden; uitwrijven; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
spread gespreid

Related Translations for een boodschap uitdragen