Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. op elkaar knallen:


Dutch

Detailed Translations for op elkaar knallen from Dutch to German

op elkaar knallen:

op elkaar knallen verb

  1. op elkaar knallen (botsen; stoten op; op elkaar stoten; aanrijden)
    stoßen; kollidieren; zusammenprallen; zusammenstoßen
    • stoßen verb (stoße, stößt, stieß, stießt, gestoßen)
    • kollidieren verb (kollidiere, kollidierst, kollidiert, kollidierte, kollidiertet, kollidiert)
    • zusammenprallen verb (pralle zusammen, prallst zusammen, prallt zusammen, prallte zusammen, pralltet zusammen, zusammengeprallt)
    • zusammenstoßen verb (stoße zusammen, stößest zusammen, stößt zusammen, stieß zusammen, stießet zusammen, zusammengestoßen)

Translation Matrix for op elkaar knallen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kollidieren aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op
stoßen aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aanduwen; direct leiden; een por geven; heen en weer bewegen; hengsten; keihard trappen; porren; rammen; schoppen; schudden; stompen; stoten; toesteken; toestoten; trappen; trappen geven; vastlopen
zusammenprallen aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op op elkaar botsen
zusammenstoßen aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op op elkaar botsen

Related Translations for op elkaar knallen