Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. omvallen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omvallen from Dutch to German

omvallen:

omvallen verb (val om, valt om, viel om, vielen om, omgevallen)

  1. omvallen (omvervallen; omrollen)
    umfallen; umstürzen
    • umfallen verb
    • umstürzen verb (stürze um, stürzt um, stürzte um, stürztet um, umgestürzt)

Conjugations for omvallen:

o.t.t.
  1. val om
  2. valt om
  3. valt om
  4. vallen om
  5. vallen om
  6. vallen om
o.v.t.
  1. viel om
  2. viel om
  3. viel om
  4. vielen om
  5. vielen om
  6. vielen om
v.t.t.
  1. ben omgevallen
  2. bent omgevallen
  3. is omgevallen
  4. zijn omgevallen
  5. zijn omgevallen
  6. zijn omgevallen
v.v.t.
  1. was omgevallen
  2. was omgevallen
  3. was omgevallen
  4. waren omgevallen
  5. waren omgevallen
  6. waren omgevallen
o.t.t.t.
  1. zal omvallen
  2. zult omvallen
  3. zal omvallen
  4. zullen omvallen
  5. zullen omvallen
  6. zullen omvallen
o.v.t.t.
  1. zou omvallen
  2. zou omvallen
  3. zou omvallen
  4. zouden omvallen
  5. zouden omvallen
  6. zouden omvallen
diversen
  1. val om!
  2. valt om!
  3. omgevallen
  4. omvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omvallen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
umfallen omrollen; omvallen; omvervallen buitelen; dompen; duikelen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omver kiepen; tuimelen; vallen
umstürzen omrollen; omvallen; omvervallen omduwen; omgooien; omkiepen; omkieperen; omstoten; omvergooien; omverstoten; omverwerpen; omwerpen

Wiktionary Translations for omvallen:


Cross Translation:
FromToVia
omvallen kentern keel over — of a vessel: to roll so far on its side that it cannot recover