Summary


Dutch

Detailed Translations for gok from Dutch to German

gok:

gok [de ~ (m)] noun

  1. de gok (waagstuk; gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; risico; kans)
    Risiko

Translation Matrix for gok:

NounRelated TranslationsOther Translations
Risiko gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk

Related Words for "gok":


Wiktionary Translations for gok:


Cross Translation:
FromToVia
gok Glücksspiel; Hazardspiel gamble — a risk undertaken with a potential gain
gok Glücksspiel gamble — a risky venture
gok Vermutung guess — prediction about the outcome of something

gokken:

gokken verb (gok, gokt, gokte, gokten, gegokt)

  1. gokken (een gok wagen)
    wetten; es wagen; ich nehme ein Risiko
  2. gokken (met geld spelen)
    wetten; spekulieren; spielen
    • wetten verb (wette, wettest, wettet, wettete, wettetet, gewettet)
    • spekulieren verb (spekuliere, spekulierst, spekuliert, spekulierte, spekuliertet, spekuliert)
    • spielen verb (spiele, spielst, spielt, spielte, spieltet, gespielt)

Conjugations for gokken:

o.t.t.
  1. gok
  2. gokt
  3. gokt
  4. gokken
  5. gokken
  6. gokken
o.v.t.
  1. gokte
  2. gokte
  3. gokte
  4. gokten
  5. gokten
  6. gokten
v.t.t.
  1. heb gegokt
  2. hebt gegokt
  3. heeft gegokt
  4. hebben gegokt
  5. hebben gegokt
  6. hebben gegokt
v.v.t.
  1. had gegokt
  2. had gegokt
  3. had gegokt
  4. hadden gegokt
  5. hadden gegokt
  6. hadden gegokt
o.t.t.t.
  1. zal gokken
  2. zult gokken
  3. zal gokken
  4. zullen gokken
  5. zullen gokken
  6. zullen gokken
o.v.t.t.
  1. zou gokken
  2. zou gokken
  3. zou gokken
  4. zouden gokken
  5. zouden gokken
  6. zouden gokken
diversen
  1. gok!
  2. gokt!
  3. gegokt
  4. gokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gokken [het ~] noun

  1. het gokken
    Spekulieren; Spielen

Translation Matrix for gokken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Spekulieren gokken
Spielen gokken gespeel; kinderspel
VerbRelated TranslationsOther Translations
es wagen een gok wagen; gokken
ich nehme ein Risiko een gok wagen; gokken
spekulieren gokken; met geld spelen afwegen; beschouwen; gewaagde zaken doen; met aandelen spelen; op het oog hebben; overdenken; overwegen; speculeren; speculeren op
spielen gokken; met geld spelen acteren; doen alsof; dramatiseren; een rol vertolken; excelleren; fingeren; onderscheiden; optreden; overtreffen; performen; schitteren; simuleren; spelen; toneelspelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken; veinzen; voorwenden; zich aanstellen
wetten een gok wagen; gokken; met geld spelen inzetten; speelgeld inzetten; verwedden; wedden

Related Words for "gokken":


Wiktionary Translations for gokken:

gokken
verb
  1. iets van waarde, veelal geld, inzetten op de mogelijke uitkomst van iets onzekers
gokken
verb
  1. umgangssprachlich; auch im übertragenen Sinne: Glücksspiele oder riskante Börsengeschäfte betreiben

Cross Translation:
FromToVia
gokken wetten bet — To stake or pledge upon the outcome of an event
gokken spielen; riskant; spekulieren; zocken gamble — to take a risk, with the potential of a positive outcome
gokken wetten; zocken; spielen gamble — to play casino games

Related Translations for gok