Summary
Dutch to German: more detail...
- aftrek:
- aftrekken:
-
Wiktionary:
- aftrek → Faible, Flauheit, Melancholie, Schwermut, Tiefsinn, Trübsinn, Wehmut, Strapaze, Abnahme, Apathie, Teilnahmslosigkeit, Leidenschaftslosigkeit, Gefühllosigkeit, Gleichgültigkeit
- aftrekken → abziehen, subtrahieren
- aftrekken → subtrahieren, abziehen, Subtraktion, Abziehen, wichsen, sterben, abräumen, fortnehmen, entziehen, wegnehmen, abschneiden, abholen, abnehmen, abrechnen
Dutch
Detailed Translations for aftrek from Dutch to German
aftrek:
-
de aftrek (deductie; vermindering; aftrekking)
Translation Matrix for aftrek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abzug | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | afdruk; afdruksel; aftocht; aftrekking; belettering; disconto; haan; het aftrekken; korting; opdruk; prijsvermindering; print; reductie; substractie; trekker van vuurwapen; van elkaar aftrekken |
Herabsetzung | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | baisse; deflatie; degradatie; denigrering; disconto; kleinering; korting; ontering; prijsdaling; prijsverlaging; reductie; salarisverlaging; terugzetting; verlaging |
Reduktion | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | baisse; deflatie; disconto; korting; prijsdaling; prijsverlaging; reductie |
Reduzierung | aftrek; aftrekking; deductie; vermindering | baisse; deflatie; disconto; korting; prijsdaling; prijsverlaging; reductie |
Related Words for "aftrek":
Wiktionary Translations for aftrek:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrek | → Faible; Flauheit; Melancholie; Schwermut; Tiefsinn; Trübsinn; Wehmut; Strapaze; Abnahme; Apathie; Teilnahmslosigkeit; Leidenschaftslosigkeit; Gefühllosigkeit; Gleichgültigkeit | ↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques. |
aftrekken:
-
aftrekken (getallen van elkaar aftrekken)
-
aftrekken (in mindering brengen; verrekenen; inhouden; afhouden)
-
aftrekken (zich aftrekken)
masturbieren-
masturbieren verb
-
-
aftrekken (van het lijf trekken)
Conjugations for aftrekken:
o.t.t.
- trek af
- trekt af
- trekt af
- trekken af
- trekken af
- trekken af
o.v.t.
- trok af
- trok af
- trok af
- trokken af
- trokken af
- trokken af
v.t.t.
- heb afgetrokken
- hebt afgetrokken
- heeft afgetrokken
- hebben afgetrokken
- hebben afgetrokken
- hebben afgetrokken
v.v.t.
- had afgetrokken
- had afgetrokken
- had afgetrokken
- hadden afgetrokken
- hadden afgetrokken
- hadden afgetrokken
o.t.t.t.
- zal aftrekken
- zult aftrekken
- zal aftrekken
- zullen aftrekken
- zullen aftrekken
- zullen aftrekken
o.v.t.t.
- zou aftrekken
- zou aftrekken
- zou aftrekken
- zouden aftrekken
- zouden aftrekken
- zouden aftrekken
diversen
- trek af!
- trekt af!
- afgetrokken
- aftrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aftrekken (distilleren)
Translation Matrix for aftrekken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abziehen | aftrekken; distilleren | |
Destillieren | aftrekken; distilleren | distillatie |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abhalten | afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen | afhouden; afweren; beletten; ervanaf houden; pareren; terughouden; weerhouden; weren |
abziehen | afhouden; aftrekken; getallen van elkaar aftrekken; in mindering brengen; inhouden; van het lijf trekken; verrekenen | afdekken; afruimen; opruimen |
deduzieren | aftrekken; getallen van elkaar aftrekken | |
in Minderung bringen | afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen | |
masturbieren | aftrekken; zich aftrekken | afrukken; onaneren |
vom Körper abziehen | aftrekken; van het lijf trekken |
Related Words for "aftrekken":
Wiktionary Translations for aftrekken:
aftrekken
Cross Translation:
verb
-
rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
- aftrekken → abziehen; subtrahieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aftrekken | → subtrahieren; abziehen | ↔ subtract — to remove or reduce |
• aftrekken | → Subtraktion; Abziehen | ↔ subtraction — process |
• aftrekken | → wichsen | ↔ wank — intransitive: to masturbate |
• aftrekken | → wichsen | ↔ wank — transitive: to masturbate |
• aftrekken | → sterben | ↔ décéder — admin|fr mourir, parler des personnes. |
• aftrekken | → abziehen; subtrahieren; abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; abschneiden; abholen; abnehmen; abrechnen | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |
• aftrekken | → abziehen; subtrahieren | ↔ soustraire — retirer, dérober. |