Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. stiffening:
  2. stiffen:
  3. Wiktionary:


English

Detailed Translations for stiffening from English to Dutch

stiffening:

stiffening [the ~] noun

  1. the stiffening (rigor mortis; numbness)
    de verstijving

Translation Matrix for stiffening:

NounRelated TranslationsOther Translations
verstijving numbness; rigor mortis; stiffening
- rigidification; rigidifying

Related Words for "stiffening":


Synonyms for "stiffening":


Related Definitions for "stiffening":

  1. the act of becoming stiff1
    • stiffening his shoulders, he prepared to advance1
  2. the process of becoming stiff or rigid1

stiffening form of stiffen:

stiffen verb

  1. stiffen
    verstijven; verstarren; verstenen
    • verstijven verb (verstijf, verstijft, verstijfde, verstijfden, verstijfd)
    • verstarren verb (verstar, verstart, verstarde, verstarden, verstard)
    • verstenen verb (versteen, versteent, versteende, versteenden, versteend)
  2. stiffen (starch)
    stijven; stijf maken
    • stijven verb (stijf, stijft, steef, steven, gesteven)
    • stijf maken verb (maak stijf, maakt stijf, maakte stijf, maakten stijf, stijf gemaakt)

Translation Matrix for stiffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stijf maken starch; stiffen
stijven starch; stiffen
verstarren stiffen
verstenen stiffen petrify
verstijven stiffen be caught by horror; shiver; shudder
- constrain; tighten; tighten up

Related Words for "stiffen":


Synonyms for "stiffen":


Antonyms for "stiffen":


Related Definitions for "stiffen":

  1. make stiff or stiffer1
  2. become stiff or stiffer1
    • He stiffened when he saw his boss enter the room1
  3. restrict1
    • stiffen the regulations1

Wiktionary Translations for stiffen:

stiffen
verb
  1. stijf worden

Cross Translation:
FromToVia
stiffen nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken raidirtendre ou étendre avec force ; rendre raide.