Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vestigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vestigen from Dutch to Swedish

vestigen:

vestigen verb (vestig, vestigt, vestigde, vestigden, gevestigd)

  1. vestigen (settelen; koloniseren)
    bosätta sig; slå sig ner; placera; kolonisera
    • bosätta sig verb (bosätter sig, bosatte sig, bosatt sig)
    • slå sig ner verb (slår sig ner, slog sig ner, slagit sig ner)
    • placera verb (placerar, placerade, placerat)
    • kolonisera verb (koloniserar, koloniserade, koloniserat)

Conjugations for vestigen:

o.t.t.
  1. vestig
  2. vestigt
  3. vestigt
  4. vestigen
  5. vestigen
  6. vestigen
o.v.t.
  1. vestigde
  2. vestigde
  3. vestigde
  4. vestigden
  5. vestigden
  6. vestigden
v.t.t.
  1. ben gevestigd
  2. bent gevestigd
  3. is gevestigd
  4. zijn gevestigd
  5. zijn gevestigd
  6. zijn gevestigd
v.v.t.
  1. was gevestigd
  2. was gevestigd
  3. was gevestigd
  4. waren gevestigd
  5. waren gevestigd
  6. waren gevestigd
o.t.t.t.
  1. zal vestigen
  2. zult vestigen
  3. zal vestigen
  4. zullen vestigen
  5. zullen vestigen
  6. zullen vestigen
o.v.t.t.
  1. zou vestigen
  2. zou vestigen
  3. zou vestigen
  4. zouden vestigen
  5. zouden vestigen
  6. zouden vestigen
diversen
  1. vestig!
  2. vestigt!
  3. gevestigd
  4. vestigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vestigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bosätta sig nederzetting; vestiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
bosätta sig koloniseren; settelen; vestigen
kolonisera koloniseren; settelen; vestigen
placera koloniseren; settelen; vestigen bijzetten; deponeren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; situeren; wegleggen; zetten; zich afspelen
slå sig ner koloniseren; settelen; vestigen bezinken; effenen; egaliseren; genoegdoen; gesetteld zijn; vereffenen

Related Definitions for "vestigen":

  1. een praktijk beginnen1
    • hij heeft zich als arts gevestigd1
  2. een vaste plaats geven of krijgen1
    • hij heeft zijn bedrijf in het noorden gevestigd1
  3. erop richten1
    • alle ogen waren op mij gevestigd1

Wiktionary Translations for vestigen:


Cross Translation:
FromToVia
vestigen etablera sig; etablera etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
vestigen grunda; instifta fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.

Related Translations for vestigen