Dutch

Detailed Synonyms for ban in Dutch

ban:

ban [de ~ (m)] noun

  1. de ban
    de ban; de kerkban
  2. de ban
    betoverende invloed; de ban

Related Words for "ban":


ban form of bannen:

bannen verb (ban, bant, bande, banden, geband)

  1. bannen
    verbannen; verdrijven; uitbannen; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen
    • verbannen verb (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)
    • verdrijven verb (verdrijf, verdrijft, verdreef, verdreven, verdreven)
    • uitbannen verb (ban uit, bant uit, bande uit, banden uit, uitgebannen)
    • bannen verb (ban, bant, bande, banden, geband)
    • uitzetten verb (zet uit, zette uit, zetten uit, uitgezet)
    • uitstoten verb (stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
    • uitwijzen verb (wijs uit, wijst uit, wees uit, wezen uit, uitgewezen)
    • verjagen verb (verjaag, verjaagt, verjaagde, verjaagden, verjaagd)
    • bezweren verb (bezweer, bezweert, bezweerde, bezweerden, bezweerd)
    • wegjagen verb (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)

Conjugations for bannen:

o.t.t.
  1. ban
  2. bant
  3. bant
  4. bannen
  5. bannen
  6. bannen
o.v.t.
  1. bande
  2. bande
  3. bande
  4. banden
  5. banden
  6. banden
v.t.t.
  1. heb geband
  2. hebt geband
  3. heeft geband
  4. hebben geband
  5. hebben geband
  6. hebben geband
v.v.t.
  1. had geband
  2. had geband
  3. had geband
  4. hadden geband
  5. hadden geband
  6. hadden geband
o.t.t.t.
  1. zal bannen
  2. zult bannen
  3. zal bannen
  4. zullen bannen
  5. zullen bannen
  6. zullen bannen
o.v.t.t.
  1. zou bannen
  2. zou bannen
  3. zou bannen
  4. zouden bannen
  5. zouden bannen
  6. zouden bannen
diversen
  1. ban!
  2. bant!
  3. geband
  4. bannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "bannen":