Dutch

Detailed Translations for zwellen from Dutch to French

zwellen:

zwellen verb (zwel, zwelt, zwol, zwollen, gezwollen)

  1. zwellen (opzwellen)
    gonfler; grossir; enfler; se gonfler; se dilater; prendre du poids; lever; s'amplifier; s'enfler; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion
    • gonfler verb (gonfle, gonfles, gonflons, gonflez, )
    • grossir verb (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • enfler verb (enfle, enfles, enflons, enflez, )
    • se gonfler verb
    • se dilater verb
    • lever verb (lève, lèves, levons, levez, )
    • s'enfler verb

Conjugations for zwellen:

o.t.t.
  1. zwel
  2. zwelt
  3. zwelt
  4. zwellen
  5. zwellen
  6. zwellen
o.v.t.
  1. zwol
  2. zwol
  3. zwol
  4. zwollen
  5. zwollen
  6. zwollen
v.t.t.
  1. ben gezwollen
  2. bent gezwollen
  3. is gezwollen
  4. zijn gezwollen
  5. zijn gezwollen
  6. zijn gezwollen
v.v.t.
  1. was gezwollen
  2. was gezwollen
  3. was gezwollen
  4. waren gezwollen
  5. waren gezwollen
  6. waren gezwollen
o.t.t.t.
  1. zal zwellen
  2. zult zwellen
  3. zal zwellen
  4. zullen zwellen
  5. zullen zwellen
  6. zullen zwellen
o.v.t.t.
  1. zou zwellen
  2. zou zwellen
  3. zou zwellen
  4. zouden zwellen
  5. zouden zwellen
  6. zouden zwellen
diversen
  1. zwel!
  2. zwelt!
  3. gezwollen
  4. zwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zwellen [znw.] noun

  1. zwellen (wassen)
    l'enflure; le gonflement

Translation Matrix for zwellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
enflure wassen; zwellen bobbel; bobbeltje; bolling; bombast; buil; bult; bultje; dikte; gewichtigdoenerij; gewichtigheid; gezwollenheid; hoogdravendheid; knobbel; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; pompeusheid; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; verdikking; zwelling
gonflement wassen; zwellen bobbel; bobbeltje; bolling; buil; bult; bultje; gezwollenheid; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
enfler opzwellen; zwellen aandikken; bollen; expanderen; laten exploderen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
gonfler opzwellen; zwellen dik worden; doen zwellen; expanderen; farceren; laten exploderen; opblazen; opdrijven; openen; opschroeven; opvullen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; veel doen stijgen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; vullen
grossir opzwellen; zwellen aandikken; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bollen; de hoogte ingaan; dik worden; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; iets overdreven voorstellen; laten exploderen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opschroeven; opzetten; opzwellen; overdreven voorstellen; overdrijven; rijzen; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
lever opzwellen; zwellen aanwassen; afhalen; afnemen; bliksemen; expanderen; gaan staan; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de hoogte steken; lichten; meenemen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; naar boven trekken; nullificeren; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogstijgen; ondervangen; openen; ophalen; opheffen; ophijsen; opstaan; optillen; rijzen; stijgen; takelen; teniet doen; tillen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verheffen; verijdelen; vermeerderen; vernietigen; verruimen; verwijden; weerlichten; weghalen; wegnemen
prendre de l'ampleur opzwellen; zwellen dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
prendre de l'expansion opzwellen; zwellen dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
prendre du poids opzwellen; zwellen dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
s'amplifier opzwellen; zwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dik worden; expanderen; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; openen; opzetten; opzwellen; rijzen; stijgen; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
s'enfler opzwellen; zwellen dik worden; dikker worden; etteren; expanderen; openen; opzwellen; pus afscheiden; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vermeerderen; verruimen; verwijden
se dilater opzwellen; zwellen dik worden; expanderen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
se gonfler opzwellen; zwellen bollen; laten exploderen; opblazen; opbollen; uitdijen; uitzwellen

Wiktionary Translations for zwellen:

zwellen
verb
  1. in volume toenemen
zwellen
Cross Translation:
FromToVia
zwellen gonfler; enfler swell — intransitive: to become bigger, especially due to being engorged

Related Translations for zwellen