Dutch

Detailed Translations for wegkomen from Dutch to French

wegkomen:

wegkomen verb (kom weg, komt weg, kwam weg, kwamen weg, weggekomen)

  1. wegkomen (ontvluchten; vluchten; weglopen; )
    fuir; filer; partir en courant; ficher le camp; réussir à sortir; s'enfuir; s'échapper; s'évader; lever l'ancre
    • fuir verb (fuis, fuit, fuyons, fuyez, )
    • filer verb (file, files, filons, filez, )
    • s'enfuir verb
    • s'évader verb
  2. wegkomen

Conjugations for wegkomen:

o.t.t.
  1. kom weg
  2. komt weg
  3. komt weg
  4. komen weg
  5. komen weg
  6. komen weg
o.v.t.
  1. kwam weg
  2. kwam weg
  3. kwam weg
  4. kwamen weg
  5. kwamen weg
  6. kwamen weg
v.t.t.
  1. ben weggekomen
  2. bent weggekomen
  3. is weggekomen
  4. zijn weggekomen
  5. zijn weggekomen
  6. zijn weggekomen
v.v.t.
  1. was weggekomen
  2. was weggekomen
  3. was weggekomen
  4. waren weggekomen
  5. waren weggekomen
  6. waren weggekomen
o.t.t.t.
  1. zal wegkomen
  2. zult wegkomen
  3. zal wegkomen
  4. zullen wegkomen
  5. zullen wegkomen
  6. zullen wegkomen
o.v.t.t.
  1. zou wegkomen
  2. zou wegkomen
  3. zou wegkomen
  4. zouden wegkomen
  5. zouden wegkomen
  6. zouden wegkomen
diversen
  1. kom weg!
  2. komt weg!
  3. weggekomen
  4. wegkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegkomen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ficher le camp ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; inrukken; met de noorderzon vertrekken; opdonderen; opflikkeren; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprotten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken
filer ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; draven; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; galopperen; hard rennen; hardlopen; hem smeren; hollen; ladderen; met de noorderzon vertrekken; opjagen; pezen; racen; rennen; schaduwen; snellen; spoeden; sprinten; van huis weglopen; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken; zoeven
fuir ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken deserteren; het leger ontvluchten; losbreken; ontduiken; ontkomen; ontlopen; ontsnappen; ontvluchten; ontwijken; uitwijken; uitwijken voor iets; van huis weglopen; vermijden; vlieden; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkrijgen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; wegvluchten; zich met geweld losbreken
lever l'ancre ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken afvaren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; uitvaren; van wal gaan
partir en courant ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven
réussir à sortir ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
s'enfuir ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; deserteren; ervandoor gaan; heenkomen; hem smeren; het leger ontvluchten; losbreken; ontkomen; ontsnappen; ontvlieden; ontvluchten; uitwijken; uitwijken voor iets; van huis weglopen; vlieden; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
s'échapper ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; deserteren; ervandoor gaan; floepen; glippen; hem smeren; het leger ontvluchten; losbreken; over het hoofd zien; uitwijken voor iets; van huis weglopen; wegglippen; weglopen; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
s'évader ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; deserteren; ervandoor gaan; hem smeren; het leger ontvluchten; losbreken; uitwijken voor iets; wegkrijgen; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken