Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. koning:
  2. Wiktionary:
    • koning → roi
    • koning → roi


Dutch

Detailed Translations for koning from Dutch to French

koning:

koning [de ~ (m)] noun

  1. de koning (monarch; heerser; soeverein; vorst)
    le roi; la majesté; le monarque; le souverain

Translation Matrix for koning:

NounRelated TranslationsOther Translations
majesté heerser; koning; monarch; soeverein; vorst majesteit; soeverein; vorst
monarque heerser; koning; monarch; soeverein; vorst infante; kroonprins; kroonprinses; majesteit; pretendent; pretendente; prins; soeverein; succeseur; troonopvolger; troonpretendent; vorst
roi heerser; koning; monarch; soeverein; vorst heer; heerser; machthebber; soeverein
souverain heerser; koning; monarch; soeverein; vorst autoriteit; baas; beheerser; bevelhebber; gebieder; gezagsorgaan; heer; heerser; infante; instantie; kroonprins; kroonprinses; landsheer; machthebber; majesteit; meester; overheerser; overweldiger; pretendent; pretendente; prins; soeverein; succeseur; troonopvolger; troonpretendent; vorst
ModifierRelated TranslationsOther Translations
souverain onafhankelijk; soeverein

Related Words for "koning":

  • koningen

Related Definitions for "koning":

  1. vorst die een land regeert1
    • in Nederland hebben ze geen koning maar een koningin1

Wiktionary Translations for koning:

koning
noun
  1. het mannelijk hoofd van een koninkrijk
    • koningroi
koning
Cross Translation:
FromToVia
koning roi king — a male of a royal family who is the supreme ruler of his nation
koning roi king — a playing piece in chess
koning roi king — a playing card with the image of a king in it
koning roi Könighoch oder historisch hoher (nach dem Kaiser) monarchisch Würdenträger eines Staates, eines Königreiches
koning roi König — wichtigste Figur im Schach
koning roi KönigKarte in einem Kartenspiel