Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. dwarrelen:


Dutch

Detailed Translations for dwarrelen from Dutch to French

dwarrelen:

dwarrelen verb (dwarrel, dwarrelt, dwarrelde, dwarrelden, gedwarreld)

  1. dwarrelen (naar beneden zweven)
    tournoyer; voltiger
    • tournoyer verb (tournoie, tournoies, tournoyons, tournoyez, )
    • voltiger verb (voltige, voltiges, voltigeons, voltigez, )

Conjugations for dwarrelen:

o.t.t.
  1. dwarrel
  2. dwarrelt
  3. dwarrelt
  4. dwarrelen
  5. dwarrelen
  6. dwarrelen
o.v.t.
  1. dwarrelde
  2. dwarrelde
  3. dwarrelde
  4. dwarrelden
  5. dwarrelden
  6. dwarrelden
v.t.t.
  1. heb gedwarreld
  2. hebt gedwarreld
  3. heeft gedwarreld
  4. hebben gedwarreld
  5. hebben gedwarreld
  6. hebben gedwarreld
v.v.t.
  1. had gedwarreld
  2. had gedwarreld
  3. had gedwarreld
  4. hadden gedwarreld
  5. hadden gedwarreld
  6. hadden gedwarreld
o.t.t.t.
  1. zal dwarrelen
  2. zult dwarrelen
  3. zal dwarrelen
  4. zullen dwarrelen
  5. zullen dwarrelen
  6. zullen dwarrelen
o.v.t.t.
  1. zou dwarrelen
  2. zou dwarrelen
  3. zou dwarrelen
  4. zouden dwarrelen
  5. zouden dwarrelen
  6. zouden dwarrelen
diversen
  1. dwarrel!
  2. dwarrelt!
  3. gedwarreld
  4. dwarrelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dwarrelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tournoyer dwarrelen; naar beneden zweven draaien; in kringetjes ronddraaien; kantelen; kolken; kringelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen; wriggelen; wrikken
voltiger dwarrelen; naar beneden zweven fladderen; koorddansen; opdwarrelen; wapperen