Summary
Dutch to French: more detail...
- samentrekken:
-
Wiktionary:
- samentrekken → contracter, crisper, entraîner, resserrer
- samentrekken → bander
Dutch
Detailed Translations for samentrekken from Dutch to French
samentrekken:
-
samentrekken (contracteren)
contracter; crisper; resserrer; se contracter; froncer-
contracter verb (contracte, contractes, contractons, contractez, contractent, contractais, contractait, contractions, contractiez, contractaient, contractai, contractas, contracta, contractâmes, contractâtes, contractèrent, contracterai, contracteras, contractera, contracterons, contracterez, contracteront)
-
crisper verb
-
resserrer verb (resserre, resserres, resserrons, resserrez, resserrent, resserrais, resserrait, resserrions, resserriez, resserraient, resserrai, resserras, resserra, resserrâmes, resserrâtes, resserrèrent, resserrerai, resserreras, resserrera, resserrerons, resserrerez, resserreront)
-
se contracter verb
-
froncer verb (fronce, fronces, fronçons, froncez, froncent, fronçais, fronçait, froncions, fronciez, fronçaient, fronçai, fronças, fronça, fronçâmes, fronçâtes, froncèrent, froncerai, fronceras, froncera, froncerons, froncerez, fronceront)
-
-
samentrekken (verschrompelen; slinken; indrogen; schrompelen)
se recroqueviller; se racornir; se rétrécir en séchant; se ratatiner; se rabrougir-
se recroqueviller verb
-
se racornir verb
-
se ratatiner verb
-
se rabrougir verb
-
Conjugations for samentrekken:
o.t.t.
- trek samen
- trekt samen
- trekt samen
- trekken samen
- trekken samen
- trekken samen
v.t.t.
- heb samengetrokken
- hebt samengetrokken
- heeft samengetrokken
- hebben samengetrokken
- hebben samengetrokken
- hebben samengetrokken
v.v.t.
- had samengetrokken
- had samengetrokken
- had samengetrokken
- hadden samengetrokken
- hadden samengetrokken
- hadden samengetrokken
o.t.t.t.
- zal samentrekken
- zult samentrekken
- zal samentrekken
- zullen samentrekken
- zullen samentrekken
- zullen samentrekken
o.v.t.t.
- zou samentrekken
- zou samentrekken
- zou samentrekken
- zouden samentrekken
- zouden samentrekken
- zouden samentrekken
en verder
- ben samengetrokken
- bent samengetrokken
- is samengetrokken
- zijn samengetrokken
- zijn samengetrokken
- zijn samengetrokken
diversen
- trek samen!
- trekt samen!
- samengetrokken
- samentrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samentrekken:
Wiktionary Translations for samentrekken:
samentrekken
Cross Translation:
verb
samentrekken
-
in elkaar trekken
- samentrekken → contracter
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samentrekken | → bander | ↔ flex — to tighten one's muscles |
External Machine Translations: