Dutch

Detailed Translations for berichten from Dutch to French

berichten:

berichten verb (bericht, berichtte, berichtten, bericht)

  1. berichten (iets melden)
    rapporter; faire savoir; communiquer; prévenir; renseigner; annoncer; informer de; instruire; mettre au courant; se renseigner; faire connaître; mettre au courant de; faire part à; s'informer de
    • rapporter verb (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, )
    • communiquer verb (communique, communiques, communiquons, communiquez, )
    • prévenir verb (préviens, prévient, prévenons, prévenez, )
    • renseigner verb (renseigne, renseignes, renseignons, renseignez, )
    • annoncer verb (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • instruire verb (instruis, instruit, instruisons, instruisez, )
  2. berichten (rapporteren; melden; meedelen; informeren; verslag uitbrengen)
    rapporter; communiquer; faire savoir; faire le compte rendu de; annoncer; raconter; rendre compte; faire connaître; déclarer; couvrir; relater
    • rapporter verb (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, )
    • communiquer verb (communique, communiques, communiquons, communiquez, )
    • annoncer verb (annonce, annonces, annonçons, annoncez, )
    • raconter verb (raconte, racontes, racontons, racontez, )
    • déclarer verb (déclare, déclares, déclarons, déclarez, )
    • couvrir verb (couvre, couvres, couvrons, couvrez, )
    • relater verb (relate, relates, relatons, relatez, )

Conjugations for berichten:

o.t.t.
  1. bericht
  2. bericht
  3. bericht
  4. berichten
  5. berichten
  6. berichten
o.v.t.
  1. berichtte
  2. berichtte
  3. berichtte
  4. berichtten
  5. berichtten
  6. berichtten
v.t.t.
  1. heb bericht
  2. hebt bericht
  3. heeft bericht
  4. hebben bericht
  5. hebben bericht
  6. hebben bericht
v.v.t.
  1. had bericht
  2. had bericht
  3. had bericht
  4. hadden bericht
  5. hadden bericht
  6. hadden bericht
o.t.t.t.
  1. zal berichten
  2. zult berichten
  3. zal berichten
  4. zullen berichten
  5. zullen berichten
  6. zullen berichten
o.v.t.t.
  1. zou berichten
  2. zou berichten
  3. zou berichten
  4. zouden berichten
  5. zouden berichten
  6. zouden berichten
diversen
  1. bericht!
  2. bericht!
  3. bericht
  4. berichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

berichten [de ~] noun

  1. de berichten

Translation Matrix for berichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
messagerie berichten
VerbRelated TranslationsOther Translations
annoncer berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen aandienen; aankondigen; adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; decreteren; iets aankondigen; in aantocht zijn; informeren; inlichten; mening kenbaar maken; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; op de hoogte brengen; openbaar maken; openbaren; oplezen; ordonneren; per advertentie aanbieden; per advertentie aankondigen; publiceren; tippen; uitbazuinen; uitbrengen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verordenen; verordineren; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
communiquer berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen aansteken; besmetten; bewust maken; communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; ineenlopen; informeren; kennisgeven van; openbaren; overbrengen; praten; publiceren; spreken; uitbrengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; zeggen
couvrir berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; begroeien; bekleden; bemantelen; beschermen; beschutten; bestrijken; bestrooien; bezaaien; blinderen; compenseren; dekken; emballeren; goedmaken; hullen; inhullen; inpakken; inwikkelen; kaften; maskeren; met gespannen voorwerp omsluiten; omhullen; omspannen; overkappen; overspannen; overtrekken; overwelven; stofferen; tijd in beslag nemen; van bekleding voorzien; vergoeden; verhullen; verpakken; versluieren
déclarer berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen aangeven; betonen; betuigen; beweren; declareren; getuigen; inklaren; klaren; noteren; opschrijven; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
faire connaître berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
faire le compte rendu de berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen
faire part à berichten; iets melden
faire savoir berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen iets aankondigen
informer de berichten; iets melden
instruire berichten; iets melden bekwamen; bijbrengen; coachen; doceren; harden; iets leren; inlichten; leren; lesgeven; oefenen; onderrichten; onderwijzen; trainen; voorlichten
mettre au courant berichten; iets melden erbij zeggen; inwerken; noemen; prepareren; vermelden; voorbereiden op
mettre au courant de berichten; iets melden informeren; inlichten; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
prévenir berichten; iets melden een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
raconter berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen babbelen; beschrijven; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; praten; snateren; spreken; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; vertolken; verwoorden; wauwelen; zeggen; zwammen
rapporter berichten; iets melden; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen doorgeven; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; klikken; opbrengen; opleveren; overbrieven; rondbrieven; rondvertellen; terecht brengen; terugbezorgen; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
relater berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen gewag maken van; gewagen; melding maken van
rendre compte berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verslag uitbrengen verhaal vertellen; verhalen; vertellen
renseigner berichten; iets melden informeren; inlichten; navraag doen; navragen; onderrichten; voorlichten
s'informer de berichten; iets melden informeren; navraag doen; navragen
se renseigner berichten; iets melden informeren; navraag doen; navragen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
messages berichten

Wiktionary Translations for berichten:

berichten
verb
  1. van nieuws voorzien over iets
berichten
Cross Translation:
FromToVia
berichten rapporter; raconter; relater berichten — jemanden über etwas informieren
berichten rapporter report — to relate details of