Noun | Related Translations | Other Translations |
naturel
|
|
eenvoud; naturel; natuurlijkheid; ongedwongenheid; ongekunsteldheid
|
simple
|
|
enkelspel
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
libre
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
beschikbaar; brutaal; disponibel; in een handomdraai; in vrijheid; loos; moeiteloos; niet beschroomd; onbelemmerd; onbeschroomd; ongehuwd; ontvankelijk; openstaand; stoutmoedig; vacant; vanzelf; vatbaar; vrij; vrijmoedig; vrijpostig; zonder moeite; zonder taak
|
-
|
echt; heus; vanzelfsprekend; werkelijk
|
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
-
|
uiteraard; vanzelf
|
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
-
|
waar
|
|
Other | Related Translations | Other Translations |
cependant
|
|
doch
|
pourtant
|
|
doch
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bien entendu
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
jazeker; waarlijk; welteverstaan; zeker
|
bien sûr
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
welja; zondermeer
|
cela va de soi
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
|
cependant
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
alvast; desalniettemin; desondanks; doch; echter; evengoed; evenwel; in de tussentijd; inmiddels; intussen; maar; mede; mee; niettegenstaande; niettemin; nochtans; onderhand; ondertussen; onderwijl; toch
|
certainement
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; bepaald wel; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; reëel; ronduit; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
certes
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
beslist; daadwerkelijk; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; metterdaad; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
d'ailleurs
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
apropos; behalve dat; bovendien; daarbij; daarenboven; overigens; trouwens; à propos
|
de toute façon
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
desalniettemin; desondanks; evengoed; hoe dan ook; niettegenstaande; sowieso; toch
|
de toute évidence
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
bemerkbaar; blijkbaar; duidelijk; helder; herkenbaar; hoorbaar; klaar als een klontje; merkbaar; overduidelijk; tastbaar; te zien; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
décontracté
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
in het voorbijgaan; informeel; losjes; terloops; voorlopig; vrijblijvend
|
dégagé
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
onbelemmerd
|
détendu
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
bevrijd; gered; verlost
|
effectivement
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; beslist; daadwerkelijk; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; reëel; ronduit; stellig; voorwaar; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; werkelijk; zeker
|
en effet
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
daadwerkelijk; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; namelijk; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
forcément
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
daadwerkelijk; metterdaad; per se
|
ingénu
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
argeloos; eenvoudig; gemakkelijk; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; licht; makkelijk; naïef; niet moeilijk; onschuldig; schuldeloos; schuldloos; simpel
|
inné
|
aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig
|
aangeboren; ingeboren; inheemse; inlandse
|
naturel
|
'tuurlijk; aangeboren; allicht; bijgevolg; dus; eenvoudig; eigen; logisch; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; onontkomelijk; uiteraard; van nature aanwezig; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
aangeboren; autochtoon; eenvoudig; gemakkelijk; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; licht; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongeopend; simpel; vanzelf; zonder moeite
|
naturellement
|
'tuurlijk; aangeboren; allicht; bijgevolg; dus; eigen; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; van nature aanwezig; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
aangeboren; in een handomdraai; ingeboren; moeiteloos; natuurlijk!; vanzelf; vanzelf!; zonder moeite
|
naïf
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
als een kind; argeloos; eenvoudig; gemakkelijk; goedgelovig; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; licht; lichtgelovig; makkelijk; naief; naïef; niet moeilijk; onnozel; overdreven kinderachtig; simpel
|
ordinaire
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
alledaags; alledaagse; bedriegelijk; bescheiden; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gemakkelijk; gemeen; gewoon; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; licht; makkelijk; nagemaakt; nederig; niet moeilijk; niet voornaam; niets bijzonders; normaal; onecht; onedel; ongecompliceerd; onwaar; ordinair; plat; platvloers; simpel; vals; van eenvoudige komaf; vulgair
|
pourtant
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
doch; echter; maar; mede; mee; niettemin; nochtans
|
pur
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
brandschoon; echt; gaaf; gekuist; gewoonweg; klare; klinkklaar; koel; koud; kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; ongerept; onschuldig; onvermengd; onversneden; onvervalst; onverzwakt; pure; puur; rechttoe; rein; smetteloos; virginaal; vlekkeloos; zuiver; zuivere
|
quand même
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
inderdaad; jawel; jazeker
|
relaxé
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
|
relâché
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
bevrijd; gered; krukkig; loshangend; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verlost; vrij hangend; vrijgegeven
|
sans affectation
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
|
sans apprêt
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
|
sans art
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
|
sans artifice
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
argeloos; naïef
|
sans aucun doute
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; daadwerkelijk; metterdaad; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
|
sans contrainte
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
in een handomdraai; in het voorbijgaan; informeel; losjes; moeiteloos; onverplicht; spontaan; terloops; uit vrije wil; vanzelf; voorlopig; vrijblijvend; vrijwillig; zonder moeite
|
sans doute
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; pertinent; reëel; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
sans fard
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
|
sans prétention
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; ongecompliceerd; simpel
|
sans recherche
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
|
simple
|
eenvoudig; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
eenvoudig; enkel; gemakkelijk; in een handomdraai; ingetogen; licht; makkelijk; matig; moeiteloos; niet moeilijk; ongecompliceerd; onversierd; simpel; sober; stemmig; vanzelf; zonder moeite
|
simplement
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
bot; eenvoudig; eenvoudigweg; gemakkelijk; gewoonweg; gladweg; in een handomdraai; klinkklaar; kortaf; kortweg; licht; makkelijk; moeiteloos; niet donker; niet moeilijk; ongecompliceerd; puur; regelrecht; ronduit; simpel; simpelweg; vanzelf; zonder moeite; zonder omhaal
|
sobre
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
berooid; eenvoudig; gemakkelijk; ingetogen; karig; licht; mager; makkelijk; matig; niet beschonken; niet moeilijk; nuchter; ongecompliceerd; pover; schraal; simpel; sober; stemmig; stemmingsvol
|
spontané
|
natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
|
koel; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongeopend
|
tout de même
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
daadwerkelijk; desondanks; doch; echter; evenwel; inderdaad; jawel; jazeker; maar; metterdaad; niettemin; nochtans; toch; voorwaar
|
élémentaire
|
eenvoudig; natuurlijk; ongekunsteld
|
basis; eenvoudig; elementair; essentieel; fundamenteel; gemakkelijk; in een handomdraai; licht; makkelijk; moeiteloos; niet donker; niet moeilijk; noodzakelijk; ongecompliceerd; onmisbaar; onontbeerlijk; simpel; vanzelf; wezenlijk; zonder moeite
|
évidemment
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
bemerkbaar; daadwerkelijk; frappant; geprononceerd; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; markant; merkbaar; metterdaad; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uitgesproken; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar
|
évident
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
|
aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; apert; automatisch; begrijpelijk; bemerkbaar; direct; duidelijk; eenduidig; flagrant; frappant; geprononceerd; helder; herkenbaar; hoorbaar; in het oog lopend; in het oog springend; klaar als een klontje; klaarblijkelijk; klare; markant; merkbaar; ondubbelzinnig; onknap; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; saillant; tastbaar; te zien; treffend; uitgesproken; vanzelfsprekend; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
|