Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. waarmaken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for waarmaken from Dutch to Spanish

waarmaken:

waarmaken verb (maak waar, maakt waar, maakte waar, maakten waar, waargemaakt)

  1. waarmaken

Conjugations for waarmaken:

o.t.t.
  1. maak waar
  2. maakt waar
  3. maakt waar
  4. maken waar
  5. maken waar
  6. maken waar
o.v.t.
  1. maakte waar
  2. maakte waar
  3. maakte waar
  4. maakten waar
  5. maakten waar
  6. maakten waar
v.t.t.
  1. heb waargemaakt
  2. hebt waargemaakt
  3. heeft waargemaakt
  4. hebben waargemaakt
  5. hebben waargemaakt
  6. hebben waargemaakt
v.v.t.
  1. had waargemaakt
  2. had waargemaakt
  3. had waargemaakt
  4. hadden waargemaakt
  5. hadden waargemaakt
  6. hadden waargemaakt
o.t.t.t.
  1. zal waarmaken
  2. zult waarmaken
  3. zal waarmaken
  4. zullen waarmaken
  5. zullen waarmaken
  6. zullen waarmaken
o.v.t.t.
  1. zou waarmaken
  2. zou waarmaken
  3. zou waarmaken
  4. zouden waarmaken
  5. zouden waarmaken
  6. zouden waarmaken
diversen
  1. maak waar!
  2. maakt waar!
  3. waargemaakt
  4. waarmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for waarmaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
cumplir gehoor; gevolg; gevolg geven aan
probar aan proberen; keurend bekijken; monsteren; passen; proefdraaien
VerbRelated TranslationsOther Translations
cumplir waarmaken bemerken; gehoorzamen; gevolg geven aan; kwijten; luisteren; nakomen; navolgen; onderscheiden; opmerken; opvolgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; volgen
evidenciar waarmaken aantonen; bewijzen; staven
mostrar waarmaken aanbieden; betonen; betuigen; exposeren; laten zien; offreren; oprijzen; presenteren; rijzen; tentoonspreiden; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; vertonen; voordedaghalen; voorleggen; wijzen naar
probar waarmaken beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; proeven; smaken; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
realizar waarmaken afmaken; afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; doden; doen; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; een prestatie leveren; eindigen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; liquideren; ombrengen; ophouden; presteren; realiseren; stoppen; tot stand brengen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; van kant maken; vermoorden; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen
sustanciar waarmaken

Wiktionary Translations for waarmaken:


Cross Translation:
FromToVia
waarmaken probar; demostrar démontrerprouver d’une manière évidente et convaincante.
waarmaken probar; demostrar prouverétablir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.