Dutch

Detailed Translations for rammel from Dutch to Spanish

rammel:

rammel [de ~ (m)] noun

  1. de rammel
    la paliza

Translation Matrix for rammel:

NounRelated TranslationsOther Translations
paliza rammel aframmeling; afranselen; afranseling; afrossen; lazer; pak rammel; pak slaag; slaag

Related Words for "rammel":

  • rammelen, rammels, rammeltje, rammeltjes

rammelen:

Conjugations for rammelen:

o.t.t.
  1. rammel
  2. rammelt
  3. rammelt
  4. rammelen
  5. rammelen
  6. rammelen
o.v.t.
  1. rammelde
  2. rammelde
  3. rammelde
  4. rammelden
  5. rammelden
  6. rammelden
v.t.t.
  1. heb gerammeld
  2. hebt gerammeld
  3. heeft gerammeld
  4. hebben gerammeld
  5. hebben gerammeld
  6. hebben gerammeld
v.v.t.
  1. had gerammeld
  2. had gerammeld
  3. had gerammeld
  4. hadden gerammeld
  5. hadden gerammeld
  6. hadden gerammeld
o.t.t.t.
  1. zal rammelen
  2. zult rammelen
  3. zal rammelen
  4. zullen rammelen
  5. zullen rammelen
  6. zullen rammelen
o.v.t.t.
  1. zou rammelen
  2. zou rammelen
  3. zou rammelen
  4. zouden rammelen
  5. zouden rammelen
  6. zouden rammelen
en verder
  1. ben gerammeld
  2. bent gerammeld
  3. is gerammeld
  4. zijn gerammeld
  5. zijn gerammeld
  6. zijn gerammeld
diversen
  1. rammel!
  2. rammelt!
  3. gerammeld
  4. rammelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rammelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
brincar driftig zijn; opstuiven; opvliegen
golpear bekloppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
brincar kletteren; rammelen dartelen; huppelen; opveren
brindar kletteren; rammelen een toost uitbrengen; fluisteren; heien; klampen; lispelen; proosten; sissen; toosten
caer con estrépito kletteren; rammelen klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
chocar kletteren; rammelen aanrijden; belasteren; botsen; bruuskeren; een por geven; ineenslaan; kapotrijden; klingelen; kwaadspreken; lasteren; onheus bejegenen; op elkaar botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; ophoesten; porren; rinkelen; smaden; stoten; stoten op; tegen elkaar slaan; tingelen; tinkelen; voor de dag komen met
chocar los vasos kletteren; rammelen heien
dar brincos kletteren; rammelen vanaf springen
golpear kletteren; rammelen aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kloppen; luiden; meppen; raken; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
golpetear kletteren; rammelen klapperen; klepperen
hacer ruidos kletteren; rammelen klepperen; knorren; knorrend geluid maken; ronken; sakkeren; snorren; zagen
morirse de hambre honger hebben; rammelen honger lijden; hongeren; uithongeren; verhongeren
remachar kletteren; rammelen doorponsen; heien; klampen; ponsen; stansen
repicar kletteren; rammelen klank voortbrengen; klingelen; klinken; luiden; rinkelen; tingelen; tinkelen
repiquetear kletteren; rammelen
saltar kletteren; rammelen afsteken; barsten; een knippend geluid maken; een sprongetje maken; eruit springen; in het oog lopen; induiken; losspringen; openspringen; opspringen; opvallen; overheen springen; overspringen; springen; uitspringen; uitsteken
sonar kletteren; rammelen beieren; bellen; doorklinken; echoën; galmen; geluid maken; klank voortbrengen; klingelen; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; naklinken; overgaan; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerklinken; weerschallen
teclear kletteren; rammelen intikken; intoetsen; intypen; op toetsen drukken
tener hambre honger hebben; rammelen
tintinear kletteren; rammelen
traquetear kletteren; rammelen klepperen
trincar kletteren; rammelen heien; klampen

Related Words for "rammelen":


Related Translations for rammel