Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. overnemen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overnemen from Dutch to Spanish

overnemen:

overnemen verb (overneem, overneemt, overnam, overnamen, overnomen)

  1. overnemen (annexeren; inlijven)
  2. overnemen (opkopen)

Conjugations for overnemen:

o.t.t.
  1. overneem
  2. overneemt
  3. overneemt
  4. overnemen
  5. overnemen
  6. overnemen
o.v.t.
  1. overnam
  2. overnam
  3. overnam
  4. overnamen
  5. overnamen
  6. overnamen
v.t.t.
  1. heb overnomen
  2. hebt overnomen
  3. heeft overnomen
  4. hebben overnomen
  5. hebben overnomen
  6. hebben overnomen
v.v.t.
  1. had overnomen
  2. had overnomen
  3. had overnomen
  4. hadden overnomen
  5. hadden overnomen
  6. hadden overnomen
o.t.t.t.
  1. zal overnemen
  2. zult overnemen
  3. zal overnemen
  4. zullen overnemen
  5. zullen overnemen
  6. zullen overnemen
o.v.t.t.
  1. zou overnemen
  2. zou overnemen
  3. zou overnemen
  4. zouden overnemen
  5. zouden overnemen
  6. zouden overnemen
en verder
  1. is overnomen
  2. zijn overnomen
diversen
  1. overneem!
  2. overneemt!
  3. overnomen
  4. overnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overnemen:

NounRelated TranslationsOther Translations
incorporar bijvoegen; toevoegen
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
acaparar opkopen; overnemen inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten
acopiar opkopen; overnemen bijeenzamelen; bijeenzoeken; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen
adoptar annexeren; inlijven; overnemen aannemen; adopteren; beroeren; beïnvloeden; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; raken; treffen
anexar annexeren; inlijven; overnemen toevoegen
anexionar annexeren; inlijven; overnemen
hacer acopio de opkopen; overnemen
incorporar annexeren; inlijven; overnemen absorberen; incorporeren; inlijven; opnemen; opnemen in groter geheel; oprichten; opslorpen; opslurpen; optrekken; overeindzetten
tomar annexeren; inlijven; overnemen aanpakken; aanvatten; aanwenden; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inslikken; inspecteren; ketenen; keuren; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; pakken; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen

Wiktionary Translations for overnemen:


Cross Translation:
FromToVia
overnemen usurpar take over — to assume control
overnemen comprar; procurarse acheter — Tous sens
overnemen adquirir acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).

Related Translations for overnemen