Summary


Dutch

Detailed Translations for neerkijken op from Dutch to Spanish

neerkijken op:

neerkijken op verb (kijk neer op, kijkt neer op, keek neer op, keken neer op, neergekeken op)

  1. neerkijken op (minachten; verachten; geringschatten)

Conjugations for neerkijken op:

o.t.t.
  1. kijk neer op
  2. kijkt neer op
  3. kijkt neer op
  4. kijken neer op
  5. kijken neer op
  6. kijken neer op
o.v.t.
  1. keek neer op
  2. keek neer op
  3. keek neer op
  4. keken neer op
  5. keken neer op
  6. keken neer op
v.t.t.
  1. heb neergekeken op
  2. hebt neergekeken op
  3. heeft neergekeken op
  4. hebben neergekeken op
  5. hebben neergekeken op
  6. hebben neergekeken op
v.v.t.
  1. had neergekeken op
  2. had neergekeken op
  3. had neergekeken op
  4. hadden neergekeken op
  5. hadden neergekeken op
  6. hadden neergekeken op
o.t.t.t.
  1. zal neerkijken op
  2. zult neerkijken op
  3. zal neerkijken op
  4. zullen neerkijken op
  5. zullen neerkijken op
  6. zullen neerkijken op
o.v.t.t.
  1. zou neerkijken op
  2. zou neerkijken op
  3. zou neerkijken op
  4. zouden neerkijken op
  5. zouden neerkijken op
  6. zouden neerkijken op
diversen
  1. kijk neer op!
  2. kijkt neer op!
  3. neergekeken op
  4. neerkijkend op
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerkijken op:

NounRelated TranslationsOther Translations
fastidiar treiteren
jorobar treiteren
VerbRelated TranslationsOther Translations
achicar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten de kop indrukken; hozen; kleiner maken; leeghozen; minimaliseren; onderdrukken; uithoren; uitscheppen; verkleinen
denigrar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten denigreren; kleineren; links laten liggen; negeren
desdeñar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten laten passeren; links laten liggen; negeren; versmaden
desestimar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
despreciar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten laten passeren; links laten liggen; negeren; versmaden
empequeñecer geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten kleiner maken; minimaliseren; verkleinen
fastidiar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten dwarszitten; ergeren; etteren; foppen; harrewarren; in de maling nemen; irriteren; jennen; klagen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; op de zenuwen werken; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; te pakken nemen; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; vervelend doen; voor de gek houden; wegpesten; zeuren; zieken
jorobar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten aanleiding geven tot; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken
menospreciar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten denigreren; kleineren; laten passeren; versmaden
subestimar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten
tratar con menosprecio geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten denigreren; kleineren

Wiktionary Translations for neerkijken op:


Cross Translation:
FromToVia
neerkijken op menospreciar look down on — to regard or treat as inferior

Related Translations for neerkijken op