Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. nabootsen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nabootsen from Dutch to Spanish

nabootsen:

nabootsen verb (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)

  1. nabootsen (kopiëren; namaken)
    copiar; imitar
  2. nabootsen (vervalsen; falsificeren; namaken; kopiëren)
  3. nabootsen (navolgen; nadoen; imiteren)
    seguir

Conjugations for nabootsen:

o.t.t.
  1. boots na
  2. bootst na
  3. bootst na
  4. bootsen na
  5. bootsen na
  6. bootsen na
o.v.t.
  1. bootste na
  2. bootste na
  3. bootste na
  4. bootsten na
  5. bootsten na
  6. bootsten na
v.t.t.
  1. heb nagebootst
  2. hebt nagebootst
  3. heeft nagebootst
  4. hebben nagebootst
  5. hebben nagebootst
  6. hebben nagebootst
v.v.t.
  1. had nagebootst
  2. had nagebootst
  3. had nagebootst
  4. hadden nagebootst
  5. hadden nagebootst
  6. hadden nagebootst
o.t.t.t.
  1. zal nabootsen
  2. zult nabootsen
  3. zal nabootsen
  4. zullen nabootsen
  5. zullen nabootsen
  6. zullen nabootsen
o.v.t.t.
  1. zou nabootsen
  2. zou nabootsen
  3. zou nabootsen
  4. zouden nabootsen
  5. zouden nabootsen
  6. zouden nabootsen
en verder
  1. is nagebootst
  2. zijn nagebootst
diversen
  1. boots na!
  2. bootst na!
  3. nagebootst
  4. nabootsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nabootsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
copiar afkijken; overkalken; overschrijven; overtrekken; spieken
imitar naäperij
VerbRelated TranslationsOther Translations
contrahacer falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
copiar falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen kopie trekken; kopiëren; met pen overtekenen; natekenen; naäpen; overschrijven; overtrekken; prenten
falsear falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
falsificar falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen
imitar falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; vervalsen naäpen; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertolken
seguir imiteren; nabootsen; nadoen; navolgen aanhouden; achternagaan; achternalopen; bijhouden; continueren; doorgaan; doorwerken; een stapje verder gaan; gehoorzamen; gevolg geven aan; komen na; luisteren; nakomen; nalopen; navolgen; opvolgen; prolongeren; verdergaan; vervolgen; volgen; voortgaan; voortzetten

Wiktionary Translations for nabootsen:

nabootsen
verb
  1. nadoen, imiteren

Cross Translation:
FromToVia
nabootsen imitar; remedar ape — imitate
nabootsen copiar; imitar copy — imitate
nabootsen imitar imitate — to follow as a model
nabootsen imitar imiter — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for nabootsen