Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. glanzen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for glansde from Dutch to Spanish

glansde form of glanzen:

glanzen verb (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)

  1. glanzen (fonkelen; stralen; schijnen; )

Conjugations for glanzen:

o.t.t.
  1. glans
  2. glanst
  3. glanst
  4. glansen
  5. glansen
  6. glansen
o.v.t.
  1. glansde
  2. glansde
  3. glansde
  4. glansden
  5. glansden
  6. glansden
v.t.t.
  1. heb geglansd
  2. hebt geglansd
  3. heeft geglansd
  4. hebben geglansd
  5. hebben geglansd
  6. hebben geglansd
v.v.t.
  1. had geglansd
  2. had geglansd
  3. had geglansd
  4. hadden geglansd
  5. hadden geglansd
  6. hadden geglansd
o.t.t.t.
  1. zal glanzen
  2. zult glanzen
  3. zal glanzen
  4. zullen glanzen
  5. zullen glanzen
  6. zullen glanzen
o.v.t.t.
  1. zou glanzen
  2. zou glanzen
  3. zou glanzen
  4. zouden glanzen
  5. zouden glanzen
  6. zouden glanzen
en verder
  1. is geglansd
  2. zijn geglansd
diversen
  1. glans!
  2. glanst!
  3. geglansd
  4. glanzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glanzen [het ~] noun

  1. het glanzen (glimmen)
    el brillo

Translation Matrix for glanzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
amanecer aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; morgenstond; ochtendgloren; ochtendstond; vroege ochtenduren; zonsopgang
brillar blinken
brillo glanzen; glimmen flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; geglinster; getintel; glans; glanslaag; glitter; gloed; levenslicht; licht verspreiden; luister; praal; pracht; pronk; schijn; schijnen; schijnsel; schitteren; schittering; sprankelen; straling; tinteling; voorwending
clarear lichter worden; oplichten
VerbRelated TranslationsOther Translations
amanecer flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen aanbreken van de dag; aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aansteken; aanstrijken; aanwrijven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; berispen; beschuldigen; blameren; dagen; doen ontvlammen; gispen; gloren; iemand iets verwijten; krieken; kwalijk nemen; laken; licht worden; lichten; lichter worden van kleur; manen; nadragen; neppen; omlijnen; omranden; oplichten; sommeren; verhuizen; verkassen; verneuken; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
brillar flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen afsteken; blaken; blinken; eruit springen; flonkeren; fonkelen; geuren; glimmen; glinsteren; glitteren; in het oog lopen; klingelen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; opvallen; pralen; pronken; rinkelen; schijnen; schitteren; stralen; te kijk lopen met; tingelen; tinkelen; uitspringen; uitsteken
centellear flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glinsteren; klingelen; rinkelen; schitteren; tingelen; tinkelen
clarear flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen aanrekenen; aanwrijven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; lichter worden van kleur; nadragen; neppen; omlijnen; oplichten; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
dar luz flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen licht geven; schijnen
destellar flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flitsen; fonkelen; glinsteren; lichten; oplichten; schitteren
hacer brillar flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glimmen; glinsteren
iluminarse flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; opklaren; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wolken verdwijnen
relampaguear flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flitsen; lichten; oplichten
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
brillo helderheid

Related Words for "glanzen":


Wiktionary Translations for glanzen:

glanzen
verb
  1. in zekere mate licht weerspiegelen of voortbrengen

Cross Translation:
FromToVia
glanzen brillar luster — to have luster
glanzen brillar; lucir briller — (term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.

External Machine Translations: