Noun | Related Translations | Other Translations |
cachondo
|
|
aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; pretje; scherts
|
cómico
|
|
aansteller; cabaretier; iemand die zich aanstelt; komediant; komediespeler; komiek
|
divertido
|
|
amusement; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier
|
sinvergüenza
|
|
boef; brutale kerel; crimineel; delinquent; fielt; galbak; misdadiger; schobbejak; schurk
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
alegre
|
blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
|
bevredigd; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; fleurig; frivool; geagiteerd; genoeg; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; heugelijk; heuglijk; hooggekleurd; hups; jolig; kleurrijk; levendig; levenslustig; lichtzinnig; losbandig; losjes; luchthartig; luchtig; monter; opgetogen; opgewekt; speels; tevreden; tierig; uitgelaten; verblijd; verblijdend; vergenoegd; verheugd; verhit; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd; wuft
|
amable
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; aimabel; attent; attractief; bedaard; behulpzaam; bekoorlijk; beminnelijk; bereidwillig; bevallig; braaf; charmant; comfortabel; coöperatief; deugdzaam; dierbaar; favoriete; fijn; gedienstig; gelijkmoedig; gemakkelijk; genegenheid opwekkend; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; geselecteerd; goedaardig; goedhartig; hartelijk; hulpvaardig; innemend; inschikkelijk; jofel; kalm; kalmpjes; knap; lekker; leuk; lief; lievelings; medewerkend; minnelijk; minzaam; mooi; onbewogen; op een aardige manier; plezierig; prettig; rustig; sereen; sympathiek; tegemoetkomend; toegenegen; toeschietelijk; tof; verkoren; voorbeeldig; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; welwillend; zachtaardig; zoet
|
bonito
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
aanbiddelijk; aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; aimabel; attent; attractief; begeerenswaardig; behulpzaam; bekoorlijk; bevallig; charmant; flitsend; fraai; gevat; goed ogend; goedaardig; goedhartig; hip; hulpvaardig; knap; mooi; plezierig; schattig; scherpzinnig; schoon; schrander; slim; snedig; snel; trendy; uitgeslapen; verrukkelijk; vlot; voorkomend; vriendelijk; welgemaakt; welgevallig; zachtaardig
|
burlesco
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
grappig; humoristisch; humoristische; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; uiig
|
cachondo
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
bronstig; krols; loops; soppig; uiig
|
chistoso
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
grappig; humoristisch; humoristische; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; uiig
|
cómicamente
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
humoristische; uiig
|
cómico
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
grappig; humoristisch; humoristische; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; leukjes; uiig
|
cómodo
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
aangenaam; behaaglijk; comfortabel; eenvoudig; fijn; gemakkelijk; geriefelijk; gerieflijk; gezellig; handzaam; huiselijk; knus; knusjes; lekker; leuk; licht; makkelijk; niet moeilijk; plezant; plezierig; prettig; simpel
|
divertido
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
aangenaam; bengelachtig; fijn; grappig; guitig; humoristisch; humoristische; jolig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; kwajongensachtig; lekker; leuk; leuke; ondeugend; plezierig; prettig; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; uiig; uitgelaten
|
humorístico
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
grappig; humoristisch; humoristische; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; uiig
|
salado
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
gepekeld; gezouten; hartig; zout; zout bevattend; zouthoudend; zoutig
|
sinvergüenza
|
geestig; geinig; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig
|
achterbaks; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; leep; listig; ploerterig; ploertig; schurkachtig; slinks; sluw; smiechterig; snood; stiekem; uitgekookt; vals
|