Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. element:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for element from Dutch to Spanish

element:

element [de ~ (m)] noun

  1. de element (factor)
    el elemento; el factor
  2. de element (basisbestanddeel; onderdeel; component; )

element

  1. element

Translation Matrix for element:

NounRelated TranslationsOther Translations
componente fundamental basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
elemento element; factor Outlook-item; basiselement; basismateriaal; item; lid; lidmaat; lul; penis; piemel; pik; roede
elemento básico basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk basiselement; basismateriaal
factor element; factor vermenigvuldiger
- deel; gedeelte; part; stuk
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
elemento element

Related Words for "element":

  • elementen

Synonyms for "element":


Antonyms for "element":


Related Definitions for "element":

  1. wat kleiner is dan het totaal1
    • deze bank bestaat uit drie elementen1
  2. kracht van de natuur1
    • de vier elementen zijn: water, vuur, aarde, lucht1

Wiktionary Translations for element:

element
noun
  1. scheikunde|nld de naam voor een stof die via de scheikunde niet meer in verschillende substanties te splitsen is, zo'n stof bestaat louter uit één type van atomen

Cross Translation:
FromToVia
element elemento element — chemistry: simplest chemical substance
element elemento element — place or state of being that an individual or object is better suited towards
element elemento element — law: component of a cause of action
element elemento element — set theory: object in a set
element elemento entry — term in a matrix
element batería; pila batterie — (vieilli) querelle où il y a des coups donnés.
element pila pile — Superposition verticale d’objets
element elemento élémentpartie unitaire d’un ensemble.

Related Translations for element