Noun | Related Translations | Other Translations |
command
|
aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan
|
aanwijzing; autoriteit; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; macht; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorschrift
|
cut
|
|
bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; coupure; inkeping; inkerving; inkrimping; insnijding; jaap; keep; kerf; korting; kostenbesparing; ontering; prijsverlaging; prijsvermindering; reductie; snede; snee; sneetje; snijwond; snijwondje; snit; snoeiing; verkorting; verlaging
|
front position
|
aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan
|
|
initiate
|
|
adept; ingewijde; insider
|
intimate
|
|
intimus
|
lead
|
aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan
|
aanknopingspunt; aanwijzing; elektrische geleiding; geleiding; lood; naaiplombe; plombe; potentiële klant; sales lead; spoor; tip; vingerwenk; vingerwijzing; voorsprong; wenk
|
leading
|
aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan
|
besturen; interlinie; leidinggeven; regelafstand
|
order
|
|
aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
|
raise
|
|
aankweken; doen voorttelen; fokken
|
sting
|
|
angel; doorn; gifangel; messteek; steek; stekel; vishaak; weerhaak
|
taking the lead
|
aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
be in command of
|
aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
|
|
bring forward
|
aandragen; aanvoeren
|
naar voren brengen; opperen; poneren; vooruitbrengen
|
bring up
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; braken; entameren; gesprek aanknopen; grootbrengen; kotsen; omhooghalen; op tafel leggen; openen; ophalen; opvoeden; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbraken; voorleiden; vormen
|
broach
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
broach a subject
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
command
|
aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorzitten
|
bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
|
cut
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
afsnijden; coifferen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; een knippend geluid maken; houtsnijden; in hout schrijven; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; prikken; snerpen; snijden; snijwerk maken; steken; steken geven
|
cut into
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
direct
|
aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
|
begeleiden; dirigeren; gebieden; gelasten; leiden; meevoeren; orkest dirigeren; regisseren; verwijzen; verwijzen naar; voeren; voorschrijven
|
initiate
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
engageren; erbij betrekken; inaugureren; inhuldigen; initiëren; inviteren; inwijden; naar voren brengen; ontgroenen; op gang brengen; opperen; plechtig bevestigen; poneren; suggereren; uitnodigen
|
intimate
|
aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen
|
mening kenbaar maken; verkondigen
|
introduce
|
aandragen; aanvoeren
|
inbrengen; inleiden; introduceren; invoegen; inwerken; kennis laten maken; naar voren brengen; openen; opperen; poneren; prepareren; stellen; voorbereiden op; voorstellen
|
lead
|
aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
|
begeleiden; in goede banen leiden; leiden; loden; meevoeren; van loodglazuur voorzien; voeren
|
order
|
aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
|
aanrukken; afkondigen; bestellen; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; macht uitoefenen; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; uitvaardigen; verordenen; verordonneren; voorschrijven
|
preside
|
aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorzitten
|
|
propose
|
aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen
|
aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; ter overweging geven; van plan zijn; voordragen; voorleggen; voorslaan; voorstellen
|
put forward
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; naar voren brengen; openen; opperen; opwerpen; poneren; starten; stellen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
put on the table
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
|
raise
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
aankaarten; aansnijden; bezweren; bouwen; construeren; ding rechtzetten; fokken; grootbrengen; heffen; hijsen; hoger maken; instellen; invoeren; jezelf opwerken; kweken; naar boven tillen; naar voren brengen; naarbovendragen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogbrengen; omhooghalen; omhoogheffen; op tafel leggen; opfokken; ophalen; opheffen; ophijsen; ophogen; opperen; oprichten; optrekken; opvoeden; opwerken; overeindzetten; poneren; rechtop zetten; slangen bezweren; stellen; stichten; suggereren; ter sprake brengen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verhogen; vooruitkomen; vormen; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
|
reap
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
afsnijden; binnen halen; oogsten; plukken; snijden
|
sting
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
afsnijden; prikken; snijden; steken; steken geven
|
suggest
|
aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen
|
aanbevelen; aanraden; adviseren; duiden op; een voorstel doen; iemand recommanderen; iets aanraden; ingeven; naar voren brengen; nomineren; opperen; raden; recommanderen; suggereren; toefluisteren; van raad dienen; voordragen; wijzen op
|
take the lead
|
aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
|
|
throw up
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
braken; kotsen; omhoogwerpen; opwerpen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
|
toss in the air
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
jonassen; omhooggooien; opgooien; opwerpen
|
toss up
|
aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
|
omhooggooien; opgooien; opwerpen
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
cut
|
|
gekuist; gesneden; zedig gemaakt
|
intimate
|
|
confidentieel; gemeenzaam; intiem; vertrouwelijk
|
leading
|
|
aanvoerend; befaamd; dominant; eerste; geacht; gezaghebbend; hooggeplaatst; hooggezeten; leidend; maatgevend; prominent; toonaangevend; vooraan; vooraanstaand; vooraanstaande; voorin; voornaam; voorop
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
direct
|
|
directe; frontaal; klassikaal; openlijk; ronduit
|