Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stoven:
  2. stoof:
  3. stuiven:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stoven from Dutch to English

stoven:

stoven verb (stoof, stooft, stoofte, stooften, gestoofd)

  1. stoven
    to stew
    • stew verb (stews, stewed, stewing)

Conjugations for stoven:

o.t.t.
  1. stoof
  2. stooft
  3. stooft
  4. stoven
  5. stoven
  6. stoven
o.v.t.
  1. stoofte
  2. stoofte
  3. stoofte
  4. stooften
  5. stooften
  6. stooften
v.t.t.
  1. heb gestoofd
  2. hebt gestoofd
  3. heeft gestoofd
  4. hebben gestoofd
  5. hebben gestoofd
  6. hebben gestoofd
v.v.t.
  1. had gestoofd
  2. had gestoofd
  3. had gestoofd
  4. hadden gestoofd
  5. hadden gestoofd
  6. hadden gestoofd
o.t.t.t.
  1. zal stoven
  2. zult stoven
  3. zal stoven
  4. zullen stoven
  5. zullen stoven
  6. zullen stoven
o.v.t.t.
  1. zou stoven
  2. zou stoven
  3. zou stoven
  4. zouden stoven
  5. zouden stoven
  6. zouden stoven
en verder
  1. ben gestoofd
  2. bent gestoofd
  3. is gestoofd
  4. zijn gestoofd
  5. zijn gestoofd
  6. zijn gestoofd
diversen
  1. stoof!
  2. stooft!
  3. gestoofd
  4. stovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stoven:

NounRelated TranslationsOther Translations
stew stamppot
VerbRelated TranslationsOther Translations
stew stoven op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen

Related Words for "stoven":


Wiktionary Translations for stoven:

stoven
verb
  1. to cook (food)

stoof:

stoof [de ~] noun

  1. de stoof (voetenwarmer)
    the foot stove; the foot-warmer

Translation Matrix for stoof:

NounRelated TranslationsOther Translations
foot stove stoof; voetenwarmer
foot-warmer stoof; voetenwarmer

Related Words for "stoof":


Wiktionary Translations for stoof:

stoof
noun
  1. heater or stove

Cross Translation:
FromToVia
stoof stove étuve — Lieu où l'on élève à volonté la température pour provoquer la transpiration.

stoven form of stuiven:

stuiven verb (stuif, stuift, stoof, stoven, gestoven)

  1. stuiven
    to blow; to fly about
    • blow verb (blows, blew, blowing)
    • fly about verb (flies about, flew about, flying about)

Conjugations for stuiven:

o.t.t.
  1. stuif
  2. stuift
  3. stuift
  4. stuiven
  5. stuiven
  6. stuiven
o.v.t.
  1. stoof
  2. stoof
  3. stoof
  4. stoven
  5. stoven
  6. stoven
v.t.t.
  1. heb gestoven
  2. hebt gestoven
  3. heeft gestoven
  4. hebben gestoven
  5. hebben gestoven
  6. hebben gestoven
v.v.t.
  1. had gestoven
  2. had gestoven
  3. had gestoven
  4. hadden gestoven
  5. hadden gestoven
  6. hadden gestoven
o.t.t.t.
  1. zal stuiven
  2. zult stuiven
  3. zal stuiven
  4. zullen stuiven
  5. zullen stuiven
  6. zullen stuiven
o.v.t.t.
  1. zou stuiven
  2. zou stuiven
  3. zou stuiven
  4. zouden stuiven
  5. zouden stuiven
  6. zouden stuiven
en verder
  1. ben gestoven
  2. bent gestoven
  3. is gestoven
  4. zijn gestoven
  5. zijn gestoven
  6. zijn gestoven
diversen
  1. stuif!
  2. stuift!
  3. gestoven
  4. stuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stuiven:

NounRelated TranslationsOther Translations
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
VerbRelated TranslationsOther Translations
blow stuiven 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
fly about stuiven