Summary
Dutch to English: more detail...
- beleefd:
- beleven:
-
Wiktionary:
- beleefd → polite, civil, courteous
- beleefd → polite, debonair, suave, courteous, well-mannered
- beleven → experience
- beleven → experience
Dutch
Detailed Translations for beleefd from Dutch to English
beleefd:
-
beleefd (welopgevoed; beschaafd; voorkomend; wellevend; gemanierd)
polite; well-mannered; courteous; complaisant; mannerly; civil; pliable; pliant; forward; responsive; courtly; chivalrous; obliging; well-educated; well educated; well bred-
polite adj
-
well-mannered adj
-
courteous adj
-
complaisant adj
-
mannerly adj
-
civil adj
-
pliable adj
-
pliant adj
-
forward adj
-
responsive adj
-
courtly adj
-
chivalrous adj
-
obliging adj
-
well-educated adj
-
well educated adj
-
well bred adj
-
Translation Matrix for beleefd:
Related Words for "beleefd":
Synonyms for "beleefd":
Related Definitions for "beleefd":
Wiktionary Translations for beleefd:
beleefd
beleefd
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beleefd | → polite; debonair; suave | ↔ höflich — formell respektvoll |
• beleefd | → courteous; polite; well-mannered | ↔ courtois — qui fait preuve de distinction, de politesse |
• beleefd | → polite; courteous; well-mannered | ↔ poli — courtois, civil, honnête, complaisant, convenable, qui utilise les règles de la politesse, qui observe les convenances de la société. |
beleven:
-
beleven (ondervinden; ervaren; gewaarworden; voelen)
Conjugations for beleven:
o.t.t.
- beleef
- beleeft
- beleeft
- beleven
- beleven
- beleven
o.v.t.
- beleefde
- beleefde
- beleefde
- beleefden
- beleefden
- beleefden
v.t.t.
- heb beleefd
- hebt beleefd
- heeft beleefd
- hebben beleefd
- hebben beleefd
- hebben beleefd
v.v.t.
- had beleefd
- had beleefd
- had beleefd
- hadden beleefd
- hadden beleefd
- hadden beleefd
o.t.t.t.
- zal beleven
- zult beleven
- zal beleven
- zullen beleven
- zullen beleven
- zullen beleven
o.v.t.t.
- zou beleven
- zou beleven
- zou beleven
- zouden beleven
- zouden beleven
- zouden beleven
diversen
- beleef!
- beleeft!
- beleefd
- belevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beleven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
encounter | ontmoeting; treffen | |
experience | belevenis; beleving; bevinding; ervaring; meemaken van een gebeurtenis; ondervinden; ondervinding; praktijk; routine | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
encounter | beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen | |
experience | beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen | ervaren als |
feel | beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen | bemerken; bespeuren; betasten; bevoelen; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; meeleven; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien |
- | ervaren; meemaken |
Synonyms for "beleven":
Related Definitions for "beleven":
Wiktionary Translations for beleven:
beleven
Cross Translation:
verb
-
to observe or undergo
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beleven | → experience | ↔ erleben — eine Erfahrung machen, bei etwas dabei sein |