Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. begeleiden:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for begeleiden:
    • betreuen


Dutch

Detailed Translations for begeleiden from Dutch to German

begeleiden:

begeleiden verb (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)

  1. begeleiden (vergezellen; chaperonneren; volgen; )
    mitgehen; begleiten; geleiten; herumführen
    • mitgehen verb (geh mit, gehst mit, ging mit, gingt mit, mitgegangen)
    • begleiten verb (begleite, begleitest, begleitet, begleitete, begleitetet, begleitet)
    • geleiten verb (geleite, geleitest, geleitet, geleitete, geleitetet, geleitet)
    • herumführen verb (führe herum, führst herum, führt herum, führte herum, führtet herum, herumgeführt)
  2. begeleiden (wegbrengen)
    wegbringen; begleiten; mitgehen; geleiten
    • wegbringen verb (bringe weg, bringst, bringt, brachte weg, brachtet weg, weggebracht)
    • begleiten verb (begleite, begleitest, begleitet, begleitete, begleitetet, begleitet)
    • mitgehen verb (geh mit, gehst mit, ging mit, gingt mit, mitgegangen)
    • geleiten verb (geleite, geleitest, geleitet, geleitete, geleitetet, geleitet)
  3. begeleiden (leiden; voeren; meevoeren)
    führen; leiten; lenken
    • führen verb (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • leiten verb (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)
    • lenken verb (lenke, lenkst, lenkt, lenkte, lenktet, gelenkt)
  4. begeleiden (rondleiden)
    begleiten; herumführen; geleiten; führen
    • begleiten verb (begleite, begleitest, begleitet, begleitete, begleitetet, begleitet)
    • herumführen verb (führe herum, führst herum, führt herum, führte herum, führtet herum, herumgeführt)
    • geleiten verb (geleite, geleitest, geleitet, geleitete, geleitetet, geleitet)
    • führen verb (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)

Conjugations for begeleiden:

o.t.t.
  1. begeleid
  2. begeleidt
  3. begeleidt
  4. begeleiden
  5. begeleiden
  6. begeleiden
o.v.t.
  1. begeleidde
  2. begeleidde
  3. begeleidde
  4. begeleidden
  5. begeleidden
  6. begeleidden
v.t.t.
  1. heb begeleid
  2. hebt begeleid
  3. heeft begeleid
  4. hebben begeleid
  5. hebben begeleid
  6. hebben begeleid
v.v.t.
  1. had begeleid
  2. had begeleid
  3. had begeleid
  4. hadden begeleid
  5. hadden begeleid
  6. hadden begeleid
o.t.t.t.
  1. zal begeleiden
  2. zult begeleiden
  3. zal begeleiden
  4. zullen begeleiden
  5. zullen begeleiden
  6. zullen begeleiden
o.v.t.t.
  1. zou begeleiden
  2. zou begeleiden
  3. zou begeleiden
  4. zouden begeleiden
  5. zouden begeleiden
  6. zouden begeleiden
diversen
  1. begeleid!
  2. begeleidt!
  3. begeleid
  4. begeleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for begeleiden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
begleiten begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; rondleiden; vergezellen; volgen; wegbrengen
führen begeleiden; leiden; meevoeren; rondleiden; voeren aanvoeren; afstemmen; besturen; bevel voeren over; bewaarheid worden; blijken; commanderen; coördineren; indexeren; instellen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; resulteren; snel bewegen; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in; van indexnummers voorzien; verwijzen; voorzitten
geleiten begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; rondleiden; vergezellen; volgen; wegbrengen verwijzen
herumführen begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; rondleiden; vergezellen; volgen omheenloodsen
leiten begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; coördineren; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; verwijzen; voorzitten
lenken begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aan het stuur zitten; aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; coördineren; een paard mennen; gezaghebben; heersen; karren; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; mennen; navigeren; overheersen; overstag gaan; regeren; rijden; sturen; verwijzen; vliegtuig besturen; zenden
mitgehen begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen; wegbrengen
wegbringen begeleiden; wegbrengen afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
begleiten begeleid

Wiktionary Translations for begeleiden:

begeleiden
verb
  1. vergezellen
begeleiden
verb
  1. jemandem Geleit geben; mit jemandem mitgehen

Cross Translation:
FromToVia
begeleiden begleiten accompany — to perform an accompanying part or parts in a composition
begeleiden begleiten accompany — to attend as a companion
begeleiden begleiten accompany — to perform an accompanying part next to another instrument
begeleiden Anschreiben cover letter — letter to introduce a document
begeleiden geleiten hand — to lead, guide, or assist with the hand