Summary
Dutch to German: more detail...
- beheersen:
-
Wiktionary:
- beheersen → kontrollieren, steuern, regulieren, meistern
Dutch
Detailed Translations for beheersen from Dutch to German
beheersen:
-
beheersen (bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen)
-
beheersen (beteugelen; intomen)
beherrschen; zügeln; unterdrücken; in Zucht halten; dämpfen; bändigen-
unterdrücken verb (unterdrücke, unterdrückst, unterdrückt, unterdrückte, unterdrücktet, unterdrückt)
-
in Zucht halten verb
-
beheersen (machtiger zijn; overheersen; onderwerpen; heersen over)
-
beheersen (rustig blijven; inhouden; inslikken)
Conjugations for beheersen:
o.t.t.
- beheers
- beheerst
- beheerst
- beheersen
- beheersen
- beheersen
o.v.t.
- beheersde
- beheersde
- beheersde
- beheersden
- beheersden
- beheersden
v.t.t.
- heb beheerst
- hebt beheerst
- heeft beheerst
- hebben beheerst
- hebben beheerst
- hebben beheerst
v.v.t.
- had beheerst
- had beheerst
- had beheerst
- hadden beheerst
- hadden beheerst
- hadden beheerst
o.t.t.t.
- zal beheersen
- zult beheersen
- zal beheersen
- zullen beheersen
- zullen beheersen
- zullen beheersen
o.v.t.t.
- zou beheersen
- zou beheersen
- zou beheersen
- zouden beheersen
- zouden beheersen
- zouden beheersen
diversen
- beheers!
- beheerst!
- beheerst
- beheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beheersen:
Antonyms for "beheersen":
Related Definitions for "beheersen":
Wiktionary Translations for beheersen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beheersen | → kontrollieren; steuern | ↔ control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of |
• beheersen | → regulieren | ↔ govern — to control the actions of |
• beheersen | → meistern | ↔ master — to learn to a high degree |