Dutch
Detailed Translations for tocht from Dutch to German
tocht:
-
de tocht (luchtzuiging; trek)
-
de tocht (reis; expeditie; trektocht; mars; toer; rit)
-
de tocht (uitstapje; reis; excursie; rit; dagreis; tournee; toer; gang)
die Exkursion; der Ausflug; der Schulausflug; die Reise; die Fahrt; der Ritt; die Ausfahrt; die Spazierfahrt; die Erkundung; die Spritzfahrt; die Studienreise; die Tour; der Marsch; der Lehrausflug; der Exkurs; die Expedition; die Erkundungsfahrt
Translation Matrix for tocht:
Related Words for "tocht":
Related Definitions for "tocht":
Wiktionary Translations for tocht:
tocht
tocht
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tocht | → Zugluft | ↔ draft — current of air |
• tocht | → Luftzug; Zug; Zugluft; Durchzug | ↔ draught — a current of air |
• tocht | → Reise | ↔ trip — a journey |
• tocht | → Zug; Luftzug | ↔ courant d’air — Se dit du vent lorsque, traversant un espace resserré, il souffle d’une manière continue. |
• tocht | → Staffel; Fahrt | ↔ marche — ensemble de pas réalisés pour se déplacer. |
• tocht | → Ausflug; Tour; Wanderung; Exkursion; Exkurs | ↔ randonnée — Longue promenade, excursion... (Sens général). |
tochten:
-
tochten
Conjugations for tochten:
o.t.t.
- tocht
- tochtt
- tochtt
- tochten
- tochten
- tochten
o.v.t.
- tochtte
- tochtte
- tochtte
- tochtten
- tochtten
- tochtten
v.t.t.
- heb getocht
- hebt getocht
- heeft getocht
- hebben getocht
- hebben getocht
- hebben getocht
v.v.t.
- had getocht
- had getocht
- had getocht
- hadden getocht
- hadden getocht
- hadden getocht
o.t.t.t.
- zal tochten
- zult tochten
- zal tochten
- zullen tochten
- zullen tochten
- zullen tochten
o.v.t.t.
- zou tochten
- zou tochten
- zou tochten
- zouden tochten
- zouden tochten
- zouden tochten
en verder
- ben getocht
- bent getocht
- is getocht
- zijn getocht
- zijn getocht
- zijn getocht
diversen
- tocht!
- tochtt!
- getocht
- tochtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tochten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ziehen | tochten | aankweken; aanplanten; een snuif nemen; fokken; genereren; hieuwen; hieven; iets ophalen; insnuiven; kweken; lenen; met een spil omhoogwerken; ontlenen; opfokken; opkweken; opsnuiven; planten; procreëren; rukken; slepen; sleuren; snuiven; telen; trekken; verbouwen; voortbrengen |