Dutch
Detailed Translations for masseren from Dutch to German
masseren:
-
masseren (inmasseren)
Conjugations for masseren:
o.t.t.
- masseer
- masseert
- masseert
- masseren
- masseren
- masseren
o.v.t.
- masseerde
- masseerde
- masseerde
- masseerden
- masseerden
- masseerden
v.t.t.
- heb gemasseerd
- hebt gemasseerd
- heeft gemasseerd
- hebben gemasseerd
- hebben gemasseerd
- hebben gemasseerd
v.v.t.
- had gemasseerd
- had gemasseerd
- had gemasseerd
- hadden gemasseerd
- hadden gemasseerd
- hadden gemasseerd
o.t.t.t.
- zal masseren
- zult masseren
- zal masseren
- zullen masseren
- zullen masseren
- zullen masseren
o.v.t.t.
- zou masseren
- zou masseren
- zou masseren
- zouden masseren
- zouden masseren
- zouden masseren
en verder
- ben gemasseerd
- bent gemasseerd
- is gemasseerd
- zijn gemasseerd
- zijn gemasseerd
- zijn gemasseerd
diversen
- masseer!
- masseert!
- gemasseerd
- masserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for masseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
massieren | inmasseren; masseren |
German
Detailed Translations for masseren from German to Dutch
masseren: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Maß: mate; graad; gradatie; kwantiteit; groot bierglas
- seren: rustig; kalm; sereen; bedaard; onbewogen; gelijkmoedig; kalmpjes
- Masse: hoop; berg; massa; overvloed; grote hoeveelheid; heleboel; boel; stapel; ophoping; opeenstapeling; opeenhoping; accumulatie; schaar; kudde; horde; schare; troep; menigte; drom; mensenmassa; opstapeling; samenkomst; toeloop; oploopje
- Ren: rendier