French

Detailed Translations for magie from French to Dutch

magie:


Translation Matrix for magie:

NounRelated TranslationsOther Translations
duivelswerk magie; maudit travail; satanée besogne; sorcellerie; tour de magie; travail qui est extrêmement difficile
gegoochel acrobatie; jonglerie; magie
goochelarij acrobatie; jonglerie; magie abracadabra; illusionnisme; prestidigitation
heksenwerk magie; maudit travail; satanée besogne; sorcellerie; tour de magie; travail qui est extrêmement difficile magie noire; sortilège; tour de force
magie enchantement; ensorcellement; envoûtement; magie; pouvoir magique; sorcellerie; sortilège; tour de magie
tovenarij magie; pouvoir magique; sorcellerie
toverkracht force magique; magie
toverkunst ensorcellement; envoûtement; magie; pouvoir magique; sorcellerie; sortilège; tour de magie
zeer moeilijk werk magie; maudit travail; satanée besogne; sorcellerie; tour de magie; travail qui est extrêmement difficile

Synonyms for "magie":


Wiktionary Translations for magie:

magie
noun
  1. fanta|fr art prétendre auquel on attribuer le pouvoir d’opérer, par des moyens occultes, des effets surprenants et merveilleux.

Cross Translation:
FromToVia
magie toverkracht; toverij; magie; toverkunst magic — use of supernatural rituals, forces etc.
magie goochelkunst; illusionisme magic — illusion performed to give the appearance of magic or the supernatural

Related Translations for magie



Dutch

Detailed Translations for magie from Dutch to French

magie:

magie [de ~ (v)] noun

  1. de magie
    la magie; le sortilège; le pouvoir magique; l'ensorcellement; la sorcellerie; le tour de magie; l'enchantement; l'envoûtement

Translation Matrix for magie:

NounRelated TranslationsOther Translations
enchantement magie aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aanvechting; ban; bekoorlijkheid; bekoring; betoverende invloed; betovering; enthousiasme; extase; fascinatie; gedrevenheid; geestvervoering; seductie; temptatie; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verleiding; verlokking; verovering; verrukking; vervoering; verzoeking
ensorcellement magie aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aanvechting; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; extase; fascinatie; geestvervoering; seductie; temptatie; toverkunst; trance; verleiding; verlokking; verovering; verrukking; vervoering; verzoeking
envoûtement magie aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aanvechting; ban; bekoorlijkheid; bekoring; betoverende invloed; betovering; extase; fascinatie; geestvervoering; seductie; temptatie; toverkunst; trance; verleiding; verlokking; verovering; verrukking; vervoering; verzoeking
magie magie duivelswerk; gegoochel; goochelarij; heksenwerk; tovenarij; toverkracht; toverkunst; zeer moeilijk werk
pouvoir magique magie aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie; tovenarij; toverkunst
sorcellerie magie duivelswerk; heksenwerk; tovenarij; toverkunst; zeer moeilijk werk
sortilège magie heksenwerk; hekserij; toverij; toverkunst; zwarte magie
tour de magie magie duivelswerk; heksenwerk; toverkunst; zeer moeilijk werk

Wiktionary Translations for magie:

magie
noun
  1. toverkunst; kracht waar een tovenaar over beschikt om dingen te verwezenlijken die een bovennatuurlijke indruk maken
magie
Cross Translation:
FromToVia
magie magie magic — use of supernatural rituals, forces etc.
magie sortilège Zauber — übernatürliche Wirkung, magische Manipulation, die nicht den Naturgesetzen unterliegt; unerklärlicher Vorgang

Related Translations for magie